De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
De eerwaarde vader in Christus, Paul Volz, zeer godsdienstig abt van het klooster dat men gewoonlijk Hugshofen noemt, wordt gegroet door Desiderius Erasmus van RotterdamOver het boekje dat ik de titel Handboekje van de christensoldaat gaf, dat ik ooit alleen voor mezelf en voor een volstrekt ongeletterde kennisGa naar voetnoot1. had geschreven, was ik al wat minder ontevreden geworden, zeer rechtschapen vader, toen ik merkte dat het door u en mensen zoals u werd goedgekeurd. Aangezien u zelf de gaven van vrome geleerdheid en geleerde vroomheid bezit, weet ik immers dat u niets goedkeurt wat niet even vroom als erudiet is. Echter, ik begin er bijna zelfs genoegen aan te beleven, nu ik merk dat er ondanks de vele eerdere uitgaven telkens weer vraag naar is alsof het nieuw is, als de drukkers me tenminste niet alleen maar willen vleien. Maar aan de andere kant verontrust mij telkens de geestige opmerking die een geleerde vriend ooit maakte - weliswaar bedoeld als grapje, maar ik zou willen dat het minder waar was dan geestig -, dat men meer deugdzaamheid vindt in het boekje dan bij de auteur. Dit steekt me des te meer, omdat hetzelfde van toepassing is op de persoon voor wie dit in de eerste plaats op touw werd gezet, met de bedoeling hem tot inkeer te brengen. Ook hij immers keerde zich niet af van het hof, integendeel, hij zinkt er dagelijks dieper in weg, uit een of ander plichtsgevoel, maar in elk geval tot grote schade, zoals hij zelf toegeeft. Toch heb ik niet veel medelijden met deze vriend, die ooit nog eens wijs zal worden, al was het maar door de lessen van de fortuin, als hij niet naar mijn raadgevingen wil luisteren. Maar ik, ondanks mijn voortdurende pogingen daartoe, werd door mijn genius met zoveel lotswisselingen, zoveel stormen bestookt, dat Homerus' Odysseus vergeleken met mij voor een PolycratesGa naar voetnoot2. zou kunnen doorgaan. Toch heb ik volstrekt geen spijt van deze arbeid, als zovelen erdoor worden aangezet naar ware vroomheid te streven. Ook heb ik niet het idee dat ik zelf zonder meer aangevallen mag worden als mijn leven weinig beantwoordt aan mijn eigen raadgevingen. Allereerst, een belangrijk deel van de vroom- | |
[pagina 71]
| |
heid bestaat erin oprecht vroom te willen worden; ik meen dat iemand die zich met dergelijke gedachten bezighoudt, niet afgewezen mag worden, ook al volgt op de poging niet altijd het gewenste resultaat. Je hele leven moet je daar voortdurend mee bezig zijn, eens zullen de herhaalde pogingen resultaat hebben. Iemand heeft al een flink stuk van een ingewikkelde tocht volbracht als hij de juiste weg weet. Daarom word ik niet warm of koud van de hatelijkheden van sommige lieden, die dit boekje als weinig geleerd van de hand wijzen, als een boekje dat door iedere schoolmeester geschreven had kunnen worden, omdat het geen enkel scotistisch vraagstuk behandelt; alsof dat een voorwaarde voor geleerdheid is! Laat het inderdaad weinig spitsvondig zijn, als het maar vroom is! Het hoeft mensen niet voor te bereiden op de worstelschool van de Sorbonne, als het maar voorbereidt op de christelijke gemoedsrust. Het hoeft niet bij te dragen aan een theologische discussie, als het maar bijdraagt aan een theologische levenswijze. En bovendien, waartoe dient het iets te behandelen wat iedereen behandelt? Wie houdt zich tegenwoordig niet bezig met theologische vraagstukken? Waar anders hebben de zwermen die de universiteiten bevolken het over? Er zijn bijna evenveel commentaren op de boeken SententiaeGa naar voetnoot3. als er theologen zijn. Welke grens kennen de makers van summa's of wat is hun aantal, lieden die het een uit het ander mengen en weer opnieuw mengen en, zoals kwakzalvers doen, uit nieuwe dingen oude, uit oude dingen nieuwe, uit verschillende dingen één, uit één ding verschillende vervaardigen en opnieuw vervaardigen? Hoe kan een toren van dergelijke boekwerken ons leren hoe we moeten leven, terwijl zelfs een heel mensenleven niet genoeg is om ze door te lezen? Alsof een arts iemand die aan een acute ziekte lijdt, voorschrijft dat hij de boeken van Jacques DespartsGa naar voetnoot4. en andere soortgelijke boeken allemaal doorleest, om daar het middel te vinden dat hem zijn gezondheid kan teruggeven. Intussen zal de dood hem voor zijn geweest en hij zal er niet meer zijn om geholpen te kunnen worden. Gezien de snelheid waarmee het leven voorbijgaat is een kant en klaar middel nodig dat direct bij de hand is. In hoeveel boeken geven ze niet voorschriften over herstel, belijdenis, gebeden, aanstoot en talloze andere onderwerpen? Iedere kwestie pluizen ze tot in detail uit, iedere kwestie omschrijven ze op een manier alsof ze twijfelen aan het het verstand van ieder ander mens, ja, alsof ze twijfelen aan de goedheid van Christus, door expliciet voor te schrijven wat Hij bij iedere daad verschuldigd is aan beloning of straf. Desalniettemin zijn ze het onderling niet eens, en ook komt het verschillen- | |
[pagina 72]
| |
de keren voor dat ze iets niet duidelijk uitleggen, als je ze preciezer raadpleegt. Zo groot is de verscheidenheid óf aan karakters óf aan omstandigheden. En dan, zelfs al hebben ze alles naar waarheid en naar behoren gedefinieerd, nog afgezien van het feit dat ze die onderwerpen op een droge en saaie manier behandelen, hoe weinig mensen hebben de tijd om zoveel boekwerken door te lezen? Wie kan het tweede gedeelte van het tweede deel van AquinoGa naar voetnoot5. overal met zich ronddragen? En toch, het is voor iedereen van belang goed te leven en Christus wilde dat de weg daarheen voor allen open stond, niet door discussies die als doodlopende doolhoven zijn, maar door een zuiver geloof, oprechte liefde, vergezeld van hoop die niet beschaamd maakt.Ga naar voetnoot6. Ten slotte, van mij mogen gewichtige rabbijnen zich buigen over gewichtige boekwerken: zij horen er in een gering aantal te zijn; maar dat neemt niet weg dat intussen gezorgd moet worden voor de onkundige massa, waarvoor Christus is gestorven. De christelijke vroomheid wordt vooral verbreid wanneer iemand liefde daarvoor doet ontvlammen. Die wijze koning,Ga naar voetnoot7. die zijn zoon opleidt tot de ware wijsheid, doet veel meer moeite om aan te sporen dan te onderwijzen, alsof je met het liefhebben van wijsheid al bijna wijsheid vergaard hebt. Wat een schande is voor juristen en medici, die allebei hun vak opzettelijk ingewikkeld hebben gemaakt met als oogmerk tegelijk overvloediger winst te maken en grotere roem te verwerven bij de onkundigen - als ditzelfde werd gedaan bij de filosofie van Christus, zou het een veel groter schande zijn. Integendeel, we moeten er juist naar streven die zo toegankelijk te maken als maar mogelijk is, en voor iedereen beschikbaar. Laat het niet ons doel zijn zelf geletterd te lijken, maar zo veel mogelijk mensen te winnen voor een christelijke levenswijze. Men is nu bezig een oorlog tegen de Turken voor te bereiden. Met welke bedoeling men die ook begonnen is, we moeten bidden dat hij niet voor een bepaalde kleine groep, maar over het geheel voor iedereen goed uitvalt. Maar wat denken we dat er zal gebeuren, als we de overwonnenen (want we zullen ze, lijkt me, niet allemaal over de kling jagen) auteurs als Ockham, Durandus, Scotus, Gabriel of ÁlvaroGa naar voetnoot8. voorleggen met de bedoeling dat ze Christus zullen liefhebben? Wat zullen ze voor gedachten, wat voor gevoelens | |
[pagina 73]
| |
hebben (want ook zij zijn, zo niets anders, in elk geval mensen), wanneer ze horen van die doornige en onontwarbare spitsvondigheden over instanten, formaliteiten, quidditeiten, relaties? Vooral wanneer ze merken dat hierover onder die gewichtige godsdienstleraren zo grote onenigheid bestaat, dat ze geregeld met elkaar de degens kruisen, waarbij de emoties hoog oplopen, ze elkaar uitschelden, elkaar in het gezicht spuwen, en soms ook te lijf gaan. Of wanneer ze merken dat de dominicanen van man tot man of op afstand vechten voor hun Thomas, de minderbroeders daarentegen met aaneengesloten schilden de uiterst subtiele en serafijnseGa naar voetnoot9. geleerden verdedigen, waarbij sommigen als nominalisten, anderen als realisten praten. Of als ze merken dat de zaak zo ingewikkeld is dat men nooit uitgediscussieerd raakt over de vraag met welke woorden over Christus gesproken moet worden - alsof je van doen hebt met een of andere humeurige boze geest, die je tot je eigen ondergang te voorschijn roept, als je je vergist in de voorgeschreven woorden, en niet eerder met een Heiland die vol genade is, die van ons niets anders vraagt dan een rein en eenvoudig leven. Zeg me, bij God, wat zal men daarmee bereiken, vooral als gedrag en levenswijze overeenkomen met de hooghartigheid van hun leer? Als ze uit het kabaal dat we maken, erger dan van tirannen, onze eerzucht kunnen opmaken, uit onze roofzucht onze gierigheid, uit alle ontucht onze wellust, uit de gevallen van onderdrukking onze wreedheid, welk een onbeschaamdheid is het hun de leer van Christus voor te houden die daar oneindig ver van afstaat! De effectiefste manier om de Turken te verslaan zal zijn wanneer ze in de gaten krijgen dat in ons Christus' leer en voorbeeld zichtbaar zijn; dat ze merken dat wij niet loeren op hun gebied, niet dorsten naar hun goud, niet uit zijn op hun bezittingen, maar volstrekt niets anders willen dan hun heil en de glorie van Christus. Dat is die ware, eigenlijke, werkzame theologie, die eens trotse filosofen en onoverwinnelijke vorsten onderwierp aan Christus. Als we dat ene maar doen, zal Christus zelf aan onze zijde staan. Maar het is niet gepast dat wij ons tot echte christenen verklaren als we ze zoveel mogelijk mensen hebben gedood, maar wel als we zoveel mogelijk mensen hebben gered; niet als we vele duizenden goddelozen aan OrcusGa naar voetnoot10. hebben geofferd, maar wel als we zoveel mogelijk goddelozen tot vrome mensen hebben gemaakt; niet als we hen met gruwelijke verwensingen vervloeken, maar wel als we in vrome gebeden de hemel vragen hun heil en een andere geest te schenken. Maar als die houding ontbreekt, zal het eerder gebeuren dat wij tot Turken verworden dan dat we de Turken naar onze | |
[pagina 74]
| |
kant lokken. En al pakt de oorlog, waarvan de uitkomst altijd onzeker is, gunstig uit, dan zal het rijk van de paus, of diens kardinalen, misschien groter zijn, maar niet dat van Christus. Zijn rijk bloeit pas, als vroomheid, als liefde, als vrede, als kuisheid in aanzien staan. We hebben er vertrouwen in dat dit onder leiding en bevel van de voortreffelijke Leo x werkelijkheid zal worden, als de stroming van het aardse bestaan hem niet in een andere richting meevoert, ook al is zijn streven gericht op wat het beste is. Christus zelf noemt zich de beschermende vorst van het koninkrijk der hemelen, dat maar op één manier schittert: als het hemelse zegeviert. Niet daarom is Christus immers gestorven, dat macht, vermogen, wapens en al dat verdere spektakel van het aardse koningschap, ooit te vinden bij heidense of in elk geval niet gewijde vorsten die niet zoveel van de heidense verschilden, nu bij een groepje priesters is te vinden. Naar mijn mening zal het verstandig zijn hun houding met brieven en pamfletten te beïnvloeden, lang voordat we ons met wapens met hen meten. Maar wat voor brieven? Geen dreigende, geen dwingende, maar brieven die een geest ademen van waarlijk vaderlijke liefde, die herinneren aan de gezindheid van Petrus en Paulus; brieven die niet alleen de apostolischeGa naar voetnoot11. titel laten zien, maar smaken naar apostolische kracht. Natuurlijk weet ik dat de bronader van de christelijke filosofie volledig besloten ligt in de evangeliën en de brieven van de apostelen, maar de vreemde taal, vaak ook nog verward, bovendien de stijlfiguren en het overdrachtelijk taalgebruik, leveren zoveel moeilijkheden op dat ook wij niet zelden moeten zwoegen voordat we het begrijpen. Daarom lijkt het mij geheel op zijn plaats als men enkele personen die tegelijk vroom en geleerd zijn, de taak geeft, op basis van de zuiverste bronnen van de evangelisten en apostelen, en op basis van de beste commentatoren, de gehele filosofie van Christus samen te vatten in een kort begrip, eenvoudig en toch geleerd, kort en toch helder. De punten die het geloof betreffen dienen in zo min mogelijk artikelen afgehandeld te worden. Die de leefwijze betreffen dienen eveneens kort vermeld te worden, en wel zo dat ze begrijpen dat het juk van Christus aangenaam en passend is, niet hardvochtig; dat ze begrijpen dat ze vaders hebben gekregen en geen tirannen, herders en geen rovers, dat ze geroepen worden tot hun heil en niet meegevoerd worden in slavernij. Ook zij zijn mensen, ze hebben geen ijzer of staal in hun borst. Ze zijn te vermurwen, ze laten zich overhalen door vriendelijkheden, waarmee zelfs wilde dieren te temmen zijn. Werkzaam bij uitstek is de christelijke waarheid. De paus van Rome zal degenen aan wie hij deze taak wil toevertrouwen, tegelijk opdragen niet af te wijken van het voorbeeld van Christus en zich nergens om de emoties of verlangens van de mensen te bekommeren. | |
[pagina 75]
| |
Van iets dergelijks, in enigerlei vorm, ging mijn geest zwanger toen ik dit Handboekje maakte. Ik merkte dat het gros van de christenen niet alleen door emoties maar ook door onjuiste denkbeelden van het rechte pad af was geraakt. Ik bedacht dat zij die zich herders en leraren noemen, meestal tot hun eigen voordeel benamingen van Christus misbruiken. Om maar te zwijgen over hen, die door ja te knikken of nee te schudden het aardse bestaan op en neer laten gaan, die misstappen doen waarbij je, hoe evident ze ook zijn, amper een zucht mag slaken. Temidden van zoveel duisternis, zoveel onrust in de wereld, zoveel verschillende opvattingen onder de mensen, waar kan men beter zijn toevlucht nemen dan bij het plechtanker van de evangelische leer? Welk waarachtig vroom mens verzucht niet dat deze eeuw verreweg het meest verdorven is? Wanneer heerste tirannie en hebzucht ooit zo algemeen en zo ongestraft? Wanneer werd meer waarde gehecht aan ceremoniën? Wanneer trad de onrechtvaardigheid met groter vrijheid buiten haar oevers? Wanneer was de liefde zo verkild? Wat wordt er aangedragen, gelezen, gehoord, besloten zonder dat het naar eerzucht en gewin riekt? Ach, wat een ongelukkige mensen waren we, als Christus ons niet enkele vonkjes van zijn leer en als het ware levende en nimmer opdrogende bronadertjes van zijn geest had nagelaten. Hierop moeten we ons dus richten, dat we de vurige kolen van de mensen laten varen en die vonkjes aanwakkeren - want ik gebruik graag dat woord bij PaulusGa naar voetnoot12. -, dat we die bronaders doorzoeken, tot we het levende water vinden dat opspringt tot het eeuwige leven.Ga naar voetnoot13. We doorzoeken onze aarde tot op grote diepte om voedsel voor ondeugden op te delven, en we zoeken niet in de rijke grond van Christus om ons zielenheil naar boven te halen? Nooit maakt enige koude van ondeugden de gloed van de liefde zo zwak, dat die niet met deze vuursteen weer tot leven gewekt kan worden. Een rots is Christus,Ga naar voetnoot14. maar deze rots bezit de beginselen van het hemels vuur, de bronaders van levend water. Eens groef AbrahamGa naar voetnoot15. door de gehele streek waterputten, overal zoekend naar bronaders van levend water. Maar nadat ze door de Filistijnen met aarde waren dichtgestopt, groef Isaäk ze weer op, samen met zijn knechten; niet tevreden met het herstellen van de oude, groef hij ook nieuwe. Opnieuw zorgden de Filistijnen voor onenigheid en twist, maar toch hield hij niet op met graven. Ook in deze tijd ontbreekt het beslist niet aan Filistijnen, die liever de grond hebben dan de opwellende bronnen vol levenskracht; mensen namelijk die thuis zijn in aardse zaken en de evangelische leer ombuigen in de | |
[pagina 76]
| |
richting van aardse emoties, door haar te dwingen dienstig te zijn aan menselijke eerzucht, door haar te dwingen hun schandalige winsten en hun tirannie te bevorderen. Als iemand zoals Isaäk of als iemand uit zijn huisgezin al gravend een zuivere bronader heeft ontdekt, beginnen ze meteen ophef te maken en te protesteren, omdat ze wel snappen dat die bronader hun winsten in de weg zal staan, hun eerzucht in de weg zal staan, ook al handelt hij om Christus' glorie. Ze gooien er gauw aarde in en stoppen de bronader dicht met een valse interpretatie en verjagen de man die gegraven had, of ze vervuilen het water in elk geval zo met modder en smerigheid, dat wie er van drinkt meer drab en smerigheid binnenkrijgt dan helder water. Ze willen niet dat zij die dorsten naar gerechtigheidGa naar voetnoot16. van het zuivere vocht drinken, maar voeren hen naar hun verbrijzelde waterbakken,Ga naar voetnoot17. die puin bevatten in plaats van water. Maar toch mogen de echte knechten van Isaäk, dat wil zeggen zij die Christus waarlijk liefhebben, dit werk niet moe worden. Want als zodanig willen ook zij beschouwd worden die aarde werpen in de bronnen van het evangelie, zelfs zo erg dat het onder christenen niet langer veilig is de zuivere leer van Christus te verkondigen. Zo machtig zijn de Filistijnen geworden, die strijden om land, die aardse zaken in plaats van hemelse, menselijke in plaats van goddelijke verkondigen; dat wil zeggen niet de dingen die tot eer van Christus, maar die tot voordeel strekken van hen die tegen betaling zorgen voor aflaten, kwijtscheldingen, dispensaties en soortgelijke handelswaar. Het is des te gevaarlijker wat ze doen, omdat ze als dekmantel van hun begeerten de namen van machtige vorsten, de paus en zelfs Christus zelf gebruiken. Maar niemand voert beter de opdracht van de paus uit dan degene die in alle zuiverheid de hemelse filosofie van Christus doorgeeft, waarin Hij als eerste de mensen onderwezen heeft. Niemand maakt zich verdienstelijker tegenover de vorsten dan degene die er moeite voor doet dat een land een zo groot mogelijke bloei kent en zo min mogelijk door tirannie wordt onderdrukt. Maar iemand uit de gelederen van de scholen zal nu protesteren: ‘Het is makkelijk iedereen in het algemeen voor te schrijven wat hij wel en niet moet doen, maar wat voor antwoord zal men daarentegen geven aan mensen die raad vragen over allerlei gebeurtenissen en situaties?’ Allereerst zijn er zoveel soorten menselijke aangelegenheden, dat men niet bij iedere afzonderlijke soort een definitief antwoord kan hebben. Vervolgens is de verscheidenheid aan omstandigheden zo groot, dat men zonder kennis daarvan zelfs onmogelijk een definitief antwoord kan geven. Ten slotte weet ik niet of het voor hen vaststaat wat ze antwoorden, vooral omdat ze over de mees- | |
[pagina 77]
| |
te dingen onderling van mening verschillen. Degenen die in dit opzicht verstandiger zijn, antwoorden gewoonlijk niet met: ‘Dit moet je wel, dit moet je niet doen,’ maar met: ‘Volgens mij is dit verstandiger,’ ‘Ik denk dat dit redelijk is.’ Als wij beschikken over dat zuivere en heldere oog waarover het evangelie spreekt,Ga naar voetnoot18. als in de woning van de geest de lamp van het zuivere geloof op de standaard staat,Ga naar voetnoot19. zullen deze nietigheden al gauw als nevels verdreven worden. Als we de christelijke liefde als richtlijn nemen, zal alles zich makkelijk daarnaar richten. Maar wat te doen wanneer dat richtsnoer strijdig is met wat door algemeen gebruik door de eeuwen heen geaccepteerd is en door de wetten van vorsten bekrachtigd is? Want ook dat komt niet zelden voor. Veroordeel niet wat vorsten overeenkomstig hun taak doen. Aan de andere kant, houd die hemelse filosofie van Christus vrij van menselijke verordeningen. Laat Christus blijven wat Hij is, het middelpunt, omgeven door enkele cirkels. Haal het doelwit niet van zijn plaats. Zij die het dichtst bij Christus zijn, de priesters, bisschoppen, kardinalen, pausen, wier plicht het is het Lam te volgen waar het ook heen gaat, horen dat zuiverste deel lief te hebben en zo veel mogelijk over te brengen op degenen die na hen komen. De tweede cirkel bevat de niet gewijde vorsten, die met hun wapens en wetten op hun bepaalde wijze Christus dienen, door óf in rechtvaardige oorlogen de vijand ten val te brengen en de rust in het land te bewaren, óf met wettelijke straffen misdadigers in te tomen. En toch, aangezien zij zich noodzakelijkerwijs bezighouden met zaken die samenhangen met het onderste bezinksel op aarde en met wereldse aangelegenheden, lopen zij gevaar dat ze te ver wegglijden; dat ze oorlog voeren, niet overeenkomstig het landsbelang, maar overeenkomstig hun eigen behoefte; dat ze onder het mom van rechtvaardigheid wreed optreden tegen mensen die men met een zachte hand op het rechte pad had kunnen brengen; dat ze, zich verschuilend achter de heerschappij, het volk bestelen waarvan ze juist de belangen behoorden te verdedigen. Verder, zoals Christus als de bron van het eeuwig vuur de klasse van de priesters dicht naar zich toe trekt en als het ware vol van vuur maakt, vrij van iedere aanraking met het aardse bezinksel, evenzo is het de taak van de priesters, en vooral de hoogst geplaatste, de vorsten zo dicht mogelijk naar zich toe te trekken. Als ergens oorlog dreigt, dienen pausen zich ervoor in te spannen dat zonder bloedvergieten overeenstemming wordt bereikt of, als dat niet mogelijk is, aangezien het menselijk bestaan nu eenmaal stormen kent, althans er naar te streven dat de oorlog op minder bloedige wijze wordt gevoerd en niet langdurig gerekt wordt. Vroeger bemiddelde het bisschop- | |
[pagina 78]
| |
pelijk gezag ook bij rechtmatige straffen en wist af en toe een schuldige uit de handen van de rechters los te krijgen, zoals Augustinus met zoveel woorden getuigt in zijn brieven.Ga naar voetnoot20. Bepaalde dingen zijn immers zo noodzakelijk voor een geordende staat, dat Christus sommige daarvan negeerde, andere van zich wierp, weer andere zonder afkeuring of goedkeuring als het ware oogluikend duldde. Hij vindt dat het geldstuk van de keizer en diens opschrift zijn zaak niet zijn. Hij geeft opdracht de belasting, als die verschuldigd is, te betalen, alsof dat Hem weinig aangaat, mits men Gode geeft wat Gods is.Ga naar voetnoot21. Hij veroordeelt de overspelige vrouwGa naar voetnoot22. niet en evenmin spreekt Hij haar met zoveel woorden vrij, Hij draagt haar slechts op niet meer te zondigen. In het geval van hen die door Pilatus waren veroordeeld, wier bloed hij met hun offers vermengd had,Ga naar voetnoot23. doet hij geen uitspraak of zij dit lot al dan niet terecht hebben ondergaan. Hij dreigt slechts dat allen evenzo zullen omkomen, als ze zich niet bekeren. Verder, als Hij gevraagd wordt scheidsman te zijn bij het verdelen van een erfenis,Ga naar voetnoot24. wijst Hij die taak met zoveel woorden af, alsof het onwaardig is dat Hij, die in hemelse zaken onderricht, een uitspraak doet over zo grove dingen. Aan de andere kant zijn er dingen die Hij ronduit verfoeit. Tegenover de geldzuchtige farizeeën, de huichelaars, de opgeblazen rijkaards klinkt een luid ‘Wee u’. Nooit gaat Hij feller tegen de apostelen in dan wanneer ze gegrepen worden door verlangen naar wraak of eerzuchtige gevoelens. Toen ze vroegen of ze zouden zeggen dat vuur uit de hemel zou neerdalen om de stad te verbranden die hen niet had ontvangen, zei Hij: ‘Jullie weten niet van welke geest jullie zijn.’Ga naar voetnoot25. Wanneer Petrus probeert Hem terug te roepen van het kruis naar de wereld, noemt Hij hem satan.Ga naar voetnoot26. Wanneer ze redetwisten over wie de eerste plaats toekomt, op hoeveel manieren en hoe vaak buigt hij hun stemming om in de andere richting!Ga naar voetnoot27. Er zijn eveneens dingen die Hij openlijk onderwijst en voorschrijft: niet ingaan tegen een boosaardig mens, vijanden weldaden bewijzen, zachtmoedigheid van geestGa naar voetnoot28. en dergelijke. | |
[pagina 79]
| |
We moeten hierin onderscheid maken en alles zijn juiste plek geven. Daarom moeten we het handelen van vorsten of niet gewijde magistraten niet regelrecht afhankelijk van Christus maken, of, zoals men tegenwoordig zegt, met het goddelijk recht bekrachtigen. Zij behandelen bepaalde grove zaken, die volstrekt geen christelijke zuiverheid kennen, maar die men toch serieus moet nemen, aangezien ze noodzakelijk zijn voor het bewaren van de orde. Door hun werk worden we geen goede, maar wel minder slechte mensen, en brengen slechte mensen minder schade toe aan de staat. Men is daarom ook hun eer verschuldigd, omdat ze toch op een bepaalde manier in dienst staan van de goddelijke gerechtigheid en de vrede in het land; want als die ontbreekt, ontstaat soms ook wanorde op het gebied van de vroomheid. Wanneer ze hun plicht vervullen, verdienen ze eer, wanneer ze voor zichzelf macht uitoefenen, moet men ze misschien tolereren, om te voorkomen dat een ergere toestand ontstaat. Ook in hen immers licht vaag het beeld - of liever de schaduw - van de goddelijke gerechtigheid op, die evenwel veel duidelijker, helderder en zuiverder hoort te schitteren in het gedrag en de regels van de priesters. IJzer weerkaatst een beeld anders dan een spiegel van glas. Laten we in de derde cirkel het gewone volk plaatsen, als het minst verheven deel van deze wereld, wat niet betekent dat ze niet horen bij het lichaam van Christus.Ga naar voetnoot29. Want de leden van het lichaam zijn niet alleen de ogen, maar ook de kuiten, voeten en schaamdelen. Tegenover hen moet men op een zodanige manier toegeeflijk zijn, dat ze altijd, zoveel als mogelijk, worden aangetrokken tot de dingen die Christus' voorkeur hebben. Want in dit lichaam kan iemand die zojuist nog voet was, oog worden. Volgens de opvatting van Augustinus moet men vorsten, als ze zich goddeloos gedragen, niet gramstorig maken door hen te berispen, om te voorkomen dat ze zich geprovoceerd voelen en ernstiger tragedies ontketenen.Ga naar voetnoot30. Evenzo moet men, naar het voorbeeld van Christus, die met zoveel mildheid zijn discipelen verdroeg en koesterde, het zwakke volk verdragen en koesteren met vaderlijke toegevendheid, totdat het geleidelijk aan groeit in Christus. Ook vroomheid kent een periode van kind zijn, van het toenemen der jaren, van volgroeide kracht en energie. Ieder moet evenwel overeenkomstig zijn eigen vermogen proberen op te klimmen naar Christus. Elk van de elementen heeft zijn eigen plaats. Maar het vuur, dat de hoogste plaats bekleedt, trekt alles geleidelijk aan naar zich toe en, verandert het, voor zover mogelijk, in zijn eigen wezen. Het laat water opgaan in lucht, het verandert lucht in zichzelf door verdunning. Paulus is in veel dingen toegeeflijk jegens de Corinthiërs, waarbij hij wel onderscheid maakte tussen wat hij de volmaakten voorhield in | |
[pagina 80]
| |
naam van de Heer, en waarin hij jegens de zwakken toegeeflijk was uit eigen naam, in de hoop dat ze vordering maakten. Ter wille van de Galaten doorstaat hij opnieuw weeën, totdat Christus in hen gestalte heeft verkregen.Ga naar voetnoot31. - Wie nu meent dat deze cirkel eerder aan de vorsten toebedeeld moet worden, zal weinig tegenspraak ondervinden. Als je kijkt naar hun gedrag, vind je nauwelijks anderen die op grover wijze christen zijn; ik heb het over de meesten, niet over allemaal. Alles wat er buiten de derde cirkel te vinden is, dient men altijd en bij iedereen te verfoeien. Daartoe horen eerzucht, geldzucht, wellust, toorn, wraak, haat, afgunst en andere kwalen. Die worden evenwel pas echt ongeneeslijk wanneer ze, aangeprezen onder het mom van vroomheid en plichtsbetrachting, binnendringen in de hogere cirkels; dat wil zeggen wanneer we onder het voorwendsel van rechtvaardigheid en recht anderen tiranniseren; wanneer we de godsdienst zien als een kans om winst te maken; wanneer we zogenaamd om de kerk te verdedigen wereldse macht najagen; wanneer voorschriften worden gegeven die Christus' zaak zouden dienen, maar in werkelijkheid zo ver afstaan van Christus' leer als maar mogelijk is. Daarom moet ieder het doel voor ogen hebben waarnaar hij moet streven. Er is echter maar één doel, namelijk Christus en zijn volkomen zuivere leer. Stel dat je een aards doel hoger stelt dan het hemelse: dan heeft degene die zich inspant om vooruit te komen niets waarnaar hij met recht kan streven. Wat het hoogste is, dat moet iedereen zich ten doel stellen, om tenminste tot het midden te komen. Evenmin is er reden om enig type leven weg te houden van dit doel. In de verlangens is de volmaaktheid van Christus gelegen, niet in het type leven; in de harten, niet in kleding of voedsel. Onder de monniken bevinden zich mensen die nauwelijks worden toegelaten door de buitenste cirkel; en toch spreek ik over goede mensen, maar die wel zwak zijn. Onder de tweemaal gehuwdenGa naar voetnoot32. bevinden zich mensen die Christus de eerste cirkel waardig keurt. Maar intussen doet men geen enkel beroep onrecht, als men iedereen voorhoudt wat het beste en meest volmaakte is. Tenzij je misschien vindt dat Plato alle staten beledigde, omdat hij in de Politeia een modelstaat presenteerde zoals men tot dit moment niet mocht meemaken; of dat Quintilianus de complete beroepsgroep van redenaars kwetste, omdat hij een modelredenaar creëerde zoals nog steeds niet heeft bestaan. Sta je ver af van het oorspronkelijke voorbeeld? Dan word je niet verworpen, maar aangemoedigd om vorderingen te maken. Sta je er niet ver van af? Dan word je aangespoord | |
[pagina 81]
| |
om dichterbij te komen. Niemand is immers zo ver gevorderd, dat hij niets heeft om naartoe te werken. Elk type leven kent het risico dat het op een bepaalde, eigen manier zal degenereren. Wanneer iemand daarop wijst, verkleint hij de waarde van een groep niet, maar handelt hij juist in het belang van die groep. Het geluk van vorsten bijvoorbeeld is blootgesteld aan tirannie, aan dwaasheid, aan vleierij, aan genot. Wie op die gevaren wijst, maakt zich verdienstelijk jegens de vorsten als groep. Het doet geen afbreuk aan hun verhevenheid, waarop zij zich beroemen, wanneer iemand erop wijst waarin de werkelijke verhevenheid van vorsten is gelegen, hen eraan herinnert welke eed ze aflegden bij het aanvaarden van de macht, welke verplichtingen ze hebben jegens hun volk, welke jegens de magistraten. De kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders krijgen gewoonlijk te maken met twee kwalen in het bijzonder, hebzucht en eerzucht. Alsof hij dit voorzag, waarschuwt die eerste herder na ChristusGa naar voetnoot33. de bisschoppen dat ze hun kudde moeten weiden, niet beroven of villen; en niet weiden om schandelijk gewin, maar uit bereidwilligheid; niet over hen heersen, maar door zelf het voorbeeld te geven hen tot vroomheid aan te zetten, eerder dan met dreigementen of bevelen. Zal men dan vinden dat de waarde van de priesterlijke stand verkleind wordt, wanneer iemand erop wijst op welke manier bisschoppen werkelijk belangrijk, werkelijk machtig, werkelijk rijk kunnen zijn? De monnikenstand vervolgens wordt gewoonlijk achtervolgd door allerlei ziekten, waaronder bijgeloof, hoogmoed, huichelarij, afgunst. Het is dan ook niet meteen een veroordeling van hun beginsel, wanneer iemand erop wijst waarin de ware godsdienst gelegen is en hoe ver waarlijk christelijke vroomheid afstaat van hoogmoed, hoe ver ware liefde afstaat van schone schijn, hoezeer een giftige tong in strijd is met zuivere godsdienst. Dat geldt vooral als die persoon bij het aanwijzen van wat vermeden moet worden zich zo matigt, dat hij geen enkele persoon brandmerkt en op geen enkele orde nader ingaat. En dan, kent het aardse bestaan iets wat zo gezegend is dat er geen bepaalde kwalen aan verbonden zijn? Iedereen die aanwijst wat slecht of goed is voor de ware gezondheid, bevordert de gezondheid van je lichaam en schaadt die niet. Evenzo worden mensen niet afgehouden van de godsdienst, maar veeleer ertoe aangespoord, wanneer iemand vertelt wat tot bederf van de ware godsdienst leidt en wat daaraan te doen is. Ik ving namelijk op dat sommigen het idee hebben dat de raadgevingen uit dit boekje de mensen afkerig maken van het kloosterleven, aangezien ze minder nadruk leggen op de ceremoniën dan sommigen willen die er al te veel nadruk op leggen, en geen bijzondere nadruk leggen op de regels die de | |
[pagina 82]
| |
mensen hebben ingesteld. Niets kun je zo omzichtig formuleren, of het wordt door boosaardige lieden omgebogen in de richting van laster of excuus om te zondigen, zozeer zelfs dat het nauwelijks meer verantwoord is met goede bedoelingen ergens op te wijzen. Als iemand aanraadt te stoppen met de oorlogen, die we, erger dan de heidenen, al enkele eeuwen voeren om de meest onbenullige kwesties, krijgt hij kritiek van kleingeestige vitters, alsof hij zich aansluit bij degenen die vinden dat christenen in het geheel geen oorlog mogen voeren. Want we hebben de grondleggers van die gedachte tot ketters gemaakt, omdat een of andere paus de oorlog schijnt goed te keuren. Maar geen kritiek krijgt iemand die, in strijd met de leer van Christus en de apostelen, oproept ongeacht om welke reden een oorlog in gang te zetten. Als iemand erop wijst dat het waarlijk in de geest van de apostelen is de Turken met de middelen van Christus tot de godsdienst te verleiden, meer dan met wapens, wordt hij er meteen van verdacht de boodschap uit te dragen dat de Turken, als ze de christenen aanvallen, op geen enkele manier ingetoomd mogen worden. Als iemand de sobere levenswijze van de apostelen prijst en iets zegt over de luxe van deze tijd, ontbreekt het niet aan lieden van wie hij kritiek krijgt, omdat hij aan de kant van de EbionietenGa naar voetnoot34. zou staan. Als iemand de nadrukkelijke vermaning geeft dat wie door het huwelijk verbonden zijn, meer door trouw en gelijkgezindheid dan door lichamelijke omhelzing verenigd moeten zijn, en het huwelijk op zo zuivere wijze in stand moeten houden dat het de maagdelijkheid zo dicht mogelijk benadert, wordt hij ervan verdacht met de MarcionietenGa naar voetnoot35. alle seksuele omgang als onrein te beschouwen. Als iemand erop wijst dat discussies, vooral onder theologen, vrij moeten blijven van het eerzuchtig vasthouden aan de overwinning en het eigen gelijk, dat ze vrij moeten blijven van de behoefte voor publiek zijn krachten te vertonen, wordt hij ten onrechte aangeklaagd alsof hij de universiteiten in het algemeen veroordeelt. Als de heilige Augustinus erop wijst dat de dialectici zich moeten hoeden voor twistzucht,Ga naar voetnoot36. veroordeelt hij immers evenmin de dialectiek, maar laat hij zien welke vloek ermee verbonden is met de bedoeling dat men die vermijdt. Hetzelfde gebeurt als iemand kritiek uitoefent op gebruikelijke misvattingen onder het volk, dat, als het om deugden gaat, de eerste plaats toekent aan die welke van de laagste rang zijn, en, omgekeerd, als het om ondeugden gaat, de lichtste vergrijpen het meest verfoeit, terwijl zich heel verschrikke- | |
[pagina 83]
| |
lijke voordoen, en andersom. Zo iemand wordt meteen voor het gerecht gedaagd alsof hij een voorstander is van de ondeugden waarboven hij een ernstiger ondeugd stelt, of goede werken veroordeelt waarboven hij andere verkiest omdat ze van groter vroomheid getuigen. Als iemand er bijvoorbeeld op wijst dat het verstandiger is te vertrouwen op goede werken dan pauselijke aflaten, veroordeelt hij in geen geval de aflaten die de paus verleent, maar verkiest hij wat op grond van Christus' leer minder twijfel toelaat. Evenzo, wanneer iemand erop wijst dat zij die thuis hun best doen om leiding te geven aan kinderen en echtgenote, iets beters doen dan wanneer ze voor de bezienswaardigheden naar Rome, Jeruzalem of Compostella gaan, en dat het geld dat ze besteden aan de lange, gevaarlijke reis beter naar goede en echt arme mensen kan gaan, dan veroordeelt zo iemand niet hun vrome verlangen, maar verkiest hij wat dichter bij de ware vroomheid staat. Nu is het niet alleen iets van onze tijd bepaalde ondeugden op zo'n manier te verwerpen alsof ze de enige zijn, terwijl we andere koesteren alsof ze geen ondeugden zijn, terwijl er ook verschrikkelijker ondeugden zijn dan die welke we vervloeken. Augustinus klaagt in zijn brieven dat wellust het enige is wat de priesters in Afrika als vergrijp wordt aangerekend en de ondeugden hebzucht en drankzucht daarentegen bijna tot eer strekken.Ga naar voetnoot37. Van dat ene vergrijp maken we met veel misbaar een enorm punt: een driedubbel gruwelijke misdaad is het met dezelfde handen aan het lichaam van Christus te komen waarmee je het lichaam van een prostituee hebt aangeraakt. Ook ontbreekt het niet aan lieden die met veel ophef publiekelijk durven te beweren, dat het een lichter vergrijp is wanneer een vrouw omgang heeft met een dom stuk vee dan met een priester. Wie tegen hun onbeschaamdheid ingaat, is niet meteen een voorstander van ontucht onder priesters, maar wijst erop dat men geen oog heeft voor kwesties waarvan men eerder een punt zou moeten maken. Stel dat een priester dobbelt, vechtlustig of een houwdegen is, totaal ongeletterd is, ondergedompeld is in profane zaken, opgaat in verkeerde dienstbaarheid jegens slechte vorsten: tegenover zo iemand, die zich totaal als een ongewijde gedraagt en toch met de heilige mysteriën omgaat, matigen ze hun toon. Het komt voor dat een priester als lasteraar optreedt en met giftige tong en zelf verzonnen leugens de goede naam onderuit haalt van iemand die dat volstrekt niet verdient, integendeel, die juist het goede verdient: waarom verheffen we in dit geval niet onze stem: ‘O gruwelijk misdrijf! Hoe durf je! Met een tong die gedoopt is in hels gif, met een mond waarmee je een onschuldige vermoordt, eet je en neem je tot je het lichaam van Hem die zelfs voor goddelozen is gestorven!’Ga naar voetnoot38. Maar | |
[pagina 84]
| |
voor dit kwaad hebben we zo weinig oog, dat het zelfs bijna een verdienste wordt van degenen die op de meest strikte wijze de godsdienst beoefenen. Zij die openlijk samenleven met een minnares en daarmee het volk een funest voorbeeld geven, verdienen afkeuring. Wie zegt van niet? Maar die andere kwaal wekt bij Christus heel wat meer haat op. Het betekent dan ook niet dat iemand boter verwerpt als hij liever honing heeft; het betekent niet dat iemand een voorstander van koorts is als hij erop wijst dat je meer moet oppassen voor krankzinnigheid. Het is niet onder woorden te brengen hoeveel verloedering voortvloeit uit dergelijke misvattingen. Bepaalde dingen worden al zozeer gerekend onder de deugden, dat ze een masker van vroomheid dragen, in plaats van dat ze het wezen van vroomheid in zich dragen; zelfs zo dat als je niet oppast, ze de ware vroomheid geheel en al uitdoven. Als in de ceremoniën geen al te groot gevaar voor de godsdienst schuilging, zou Paulus daar niet zo fel in al zijn brieven tegen te keer gaan. Toch veroordelen we nergens een matige vorm van ceremoniën, maar we vinden het niet goed dat daarin de vroomheid, zoals dat heet, van a tot z ligt besloten. De heilige Augustinus verbood zelfs de geestelijken die bij hem in huis woonden opvallende kleding te dragen; als zij zich geliefd wilden maken bij de mensen, moesten ze dat met hun gedrag doen, niet met hun kleren.Ga naar voetnoot39. Wat zien we nu niet aan nieuwe, wonderbaarlijke kledij! Toch val ik niemand daarop aan; wel verbaas ik me dat men overdreven waarde hecht aan dingen waarop misschien met recht kritiek uitgeoefend zou kunnen worden en, omgekeerd, dat men zo weinig waarde hecht aan de dingen die het enige doel zouden moeten zijn. Ik richt mijn pijlen niet op het feit dat de franciscaners en de benedictijnen aan hun eigen regel vasthouden, maar wel op het feit dat sommigen van hen meer waarde daaraan hechten dan aan het evangelie. Laten we hopen dat dat op de meesten van hen niet van toepassing is! Ik richt mijn pijlen niet op het feit dat sommigen van vis leven, anderen van peulvruchten of groente, weer anderen van eieren; wel wijs ik erop dat het een grove dwaling is als mensen zich, in de geest van de joden, inbeelden op grond daarvan rechtvaardig te zijn, en zich op grond van dit soort onzin, door nietige mensjes bedacht, boven anderen plaatsen, terwijl ze het volstrekt niet als ondeugd beschouwen dat ze andermans goede naam met leugens bestoken. Over de keuze van voedsel geeft Christus nergens enig voorschrift, de apostelen evenmin, Paulus raadt het meermalen af.Ga naar voetnoot40. Giftige laster, dat is wat Christus verafschuwt, wat de brieven van de apostelen verfoeien. En toch willen we op het eerste punt o zo vroom lijken, maar op het tweede punt laten we ons niet kennen en deinzen we nergens | |
[pagina 85]
| |
voor terug. Zeg nu eens, wanneer iemand daarop wijst, in het algemeen en op vriendschappelijke toon, wekt hij dan de indruk de godsdienst te schaden? Wie zou zo dwaas zijn dat hij door misstanden onder de monniken naar buiten te brengen voor welsprekend wil doorgaan? Maar die lieden zijn bang dat hun volgelingen minder naar hen luisteren en ook dat een kleiner aantal ambieert toegelaten te worden tot hun bende. Terwijl juist niemand zich meer onderwerpt en, om met Paulus te spreken, gehoorzaamt,Ga naar voetnoot41. dan hij die, vervuld van Christus' geest, probeert vrij te zijn. Ware liefde is tevreden met alles, verdraagt alles, weigert niets, onderwerpt zich aan meerderen, niet alleen wanneer ze welwillend en inschikkelijk zijn, maar ook wanneer ze streng en veeleisend zijn. Meerderen moeten evenwel opletten dat ze niet gehoorzaamheid van anderen omzetten in tirannie van henzelf, en daarom liever willen dat ze bijgelovig dan vroom zijn, zodat ze des te onderdaniger iedere wenk volgen. Ze laten zich graag vaders noemen. Maar welke natuurlijke vader zou willen dat zijn kinderen altijd klein bleven, zodat hij des te meer naar believen macht over hen kan uitoefenen? Aan de andere kant, zij die op weg zijn naar de vrijheid van Christus, moeten bovenal opletten dat ze niet, volgens de vermaning van PaulusGa naar voetnoot42., de vrijheid maken tot voorwendsel voor het vlees, of, zoals PetrusGa naar voetnoot43. onderricht, de vrijheid maken tot dekmantel voor kwaadwilligheid. Maar als een enkeling deze vrijheid misbruikt zou hebben, is dat niet meteen een reden om iedereen in een voortdurend judaïsme gevangen te houden. Iedereen die erop let, zal merken dat niemand van hen de boeien van de ceremoniën strakker aantrekt dan zij die onder dit voorwendsel macht uitoefenen en voor hun eigen buik leven, niet voor Christus.Ga naar voetnoot44. Ze hoeven evenwel niet te vrezen dat het type van de EssenenGa naar voetnoot45. zal uitsterven bij een zo grote verscheidenheid aan aanleg en gezindheid, waardoor het komt dat er zelfs helemaal niets zo absurd is dat het niet door velen wordt nagejaagd. Overigens is het voor hen meer te wensen dat ze oprechte en ware beoefenaars van de godsdienst hebben dan dat ze er veel hebben. Wat zou ik graag willen dat er een wet was die bepaalde dat niemand onder de dertig dergelijke boeien om zou mogen krijgen, voordat hij zichzelf heeft leren kennen of achter het wezen van de ware godsdienst is gekomen! Ech- | |
[pagina 86]
| |
ter, zij die naar het voorbeeld van de farizeeën hun eigen belangen behartigen en land en zee rondtrekken om één bekeerling te maken,Ga naar voetnoot46. zullen nooit gebrek hebben aan onervaren jonge mensen die ze naar hun fuik kunnen lokken en vangen. Overal zijn dwazen en eenvoudigen van geest in groten getale te vinden. Ik zou in elk geval wensen, en ik twijfel er niet aan of alle ware vromen koesteren dezelfde wens, dat de godsdienst volgens het evangelie ieder zo na aan het hart ligt, dat ieder daarmee tevreden is en niemand streeft naar een benedictijnse of franciscaanse godsdienst. Ik twijfel er niet aan dat ook Benedictus en Franciscus zelf deze wens koesteren. Mozes, in de schaduw van Christus' glorie, juicht het toe en ook zij zouden het toejuichen, als door liefde voor de evangelische wet de menselijke bepalingen voor ons hun glans verloren. Ik zou willen dat alle christenen zo leefden, dat zij die nu voor vroom doorgaan, niet erg vroom leken. Dat is ook in deze tijd bij een niet gering aantal het geval; waarom zouden we immers verhullen wat overduidelijk is? Toch is ooit het kloosterleven ontstaan doordat men zich afzonderde van de wrede vereerders van afgodenbeelden. De instellingen van de monniken die na hen kwamen, hielden vervolgens niets anders in dan de oproep terug te keren naar Christus. Eertijds waren de hoven van vorsten meer in naam christelijk dan door de levenswijze. Weldra werden de bisschoppen aangestoken door eerzucht en hebzucht. Ook het volk raakte verwijderd van de liefde uit die eerste tijd. Hierom zochten Benedictus en na hem Bernardus en vervolgens steeds meer anderen de afzondering. Een kleine groep vormde een eenheid met geen ander doel dan een zuiver en eenvoudig christendom. Wanneer iemand het leven en de regels van Benedictus, van Franciscus, van Augustinus wat beter uitpluist, zal hij erachter komen dat het hun grootste wens was met vrienden die daar zelf voor kozen volgens de leer van het evangelie samen te leven in geestelijke vrijheid; en ook dat zij met tegenzin voorschriften gaven over kleding, voedsel en andere uiterlijke zaken, omdat ze bang waren dat, zoals dat gaat, meer waarde zou worden gehecht aan menselijke bepalingen dan aan het evangelie. Ze gruwden van rijkdom, vermeden ereambten, zelfs binnen de kerk. Ze werkten met hun handen, niet alleen om zelf niemand tot last te zijn, maar ook om over te houden waarmee ze de nood van anderen konden lenigen. Ze vestigden zich op de toppen van bergen, nestelden zich in moerassige gebieden, bebouwden zand en woestenijen. Ten slotte wisten ze al die mensen bij elkaar zonder boze woorden, gesels of kerkers te beteugelen, louter door hun leer, vermaningen, gedienstigheid en eigen voorbeeld. Zo waren de monniken die Basilius liefheeft en prijst, die Chrysostomus verdedigt; op hen is zonder meer van | |
[pagina 87]
| |
toepassing wat de heilige Hieronymus schrijft aan Marcella: dat de scharen van monniken en maagden de bloem en de kostbaarste edelsteen onder de sieraden van de kerk zijn.Ga naar voetnoot47. Het is verbazingwekkend hoe in deze tijd monniken van elk allooi zich vleien met deze lofrede. Zeker, ik heb er geen moeite mee dat ze zich door die lof aangesproken voelen, als ze zich tegelijkertijd door het voorbeeld aangesproken voelen. Want meteen daarop laat de uiterst wijze man een schets volgen van monniken die hij die benaming waardig achtte. ‘Hun taal klinkt weliswaar anders,’ zegt hij, ‘maar de godsdienst is één. Bijna evenveel psalmzingende menigten als er verschillende volkeren zijn. Intussen, en dat is wel de belangrijkste deugd bij christenen, meten ze zich volstrekt geen hooghartige houding aan vanwege die ingetogenheid. Allen wedijveren in nederigheid. Wie de laatste ook was, hij wordt als eerste beschouwd.Ga naar voetnoot48. Op het punt van kleding is er geen onderscheid en valt er niets te bewonderen. Welke tred men ook gekozen mocht hebben, het leidt niet tot laster of lof. Ook het vasten biedt niemand steun, men wordt niet aangeklaagd als men zich onthoudt van voedsel en evenmin wordt een zekere mate van verzadiging veroordeeld. Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan.Ga naar voetnoot49. Niemand oordeelt een ander, opdat hij niet door de Heer geoordeeld wordt,Ga naar voetnoot50. en wat bij de meeste bezigheden gewoonte is geworden, dat ze elkaar als roofdieren verscheuren, komt hier volstrekt niet voor.’ Tot zover de schets die hij geeft van de ideale monnik; wie dat wil, kan hiermee het tegenwoordige gedrag vergelijken. Zo was het eerste begin van het monnikenwezen, zo waren de patriarchen. Vervolgens namen in de loop ter tijd langzamerhand de ceremoniën toe tegelijk met de rijkdom en raakte men verwijderd van de oorspronkelijke vroomheid en eenvoud. En terwijl we overal zien dat kloosters afgegleden zijn naar meer dan werelds gedrag, wordt de aarde toch belast met nieuwe die men sticht, alsof die mensen niet ook korte tijd later in dezelfde richting zullen afglijden. Ooit, zei ik, leefden monniken in afzondering. Tegenwoordig worden mensen monniken genoemd die zich vol overgave in het centrum van wereldse aangelegenheden bewegen, waarbij ze duidelijk een ware tirannie uitoefenen over het mensdom. En toch matigen deze lieden zich wegens hun kleding, wegens ik weet niet wat voor titel, zoveel vroomheid aan, dat ze anderen vergeleken met zichzelf niet als christenen beschouwen. Waar- | |
[pagina 88]
| |
om perken we het belijden van Christus zozeer in, terwijl Hij wilde dat dit zo ver mogelijk zou reiken? Als we gevoelig zijn voor imposante taal, zeg eens, wat anders is een staat dan een groot klooster? Monniken gehoorzamen hun abt of een proost; burgers zijn ondergeschikt aan de bisschop en zijn pastoors, die Christus zelf, niet het menselijk gezag, heeft aangesteld. De eersten leven in ledigheid en laten zich door andermans vrijgevigheid vetmesten, en hebben in gemeenschappelijk bezit wat hun zonder een druppeltje zweet in de schoot wordt geworpen (want ik zal nu maar even niets zeggen over de verdorvenen); de anderen geven, elk naar vermogen, aan de behoeftigen wat ze door zelf te werken hebben verworven. En dan, wat betreft de gelofte van kuisheid, ik zou niet graag uiteenzetten hoe klein het verschil is tussen het gangbare celibaat en een kuis huwelijk. Ten slotte, die drie geloften,Ga naar voetnoot51. die door mensen bedacht zijn, zal ik niet heel erg missen bij iemand die zich oprecht en zuiver houdt aan die eerste en enige gelofte die wij bij de doop, niet voor de mens, maar voor Christus uitspreken. Als we dan van beide groepen de slechten met de slechten vergelijken, winnen de anderen het - daarover is geen discussie mogelijk. Maar als we de goeden met de goede vergelijken, is er nauwelijks verschil (als dat er al is), behalve dat zij godsdienstiger lijken die zich onder minder dwang godsdienstig betonen. Het enige juiste derhalve wat overblijft is dat niemand de dwaasheid begaat met zichzelf ingenomen te zijn wegens een levenswijze die van andere verschilt; of veracht en veroordeelt wat bij anderen gebruikelijk is. Maar laten alle mensen, ongeacht hun levenswijze, dit streven met elkaar gemeen hebben: dat we, elk naar zijn beste vermogen, proberen dichter bij Christus te komen, het doel dat voor iedereen vastligt, en dat we elkaar daarbij om de beurt aansporen en zelfs helpen, zonder jaloers te zijn op degenen die ons in deze renbaan voorgaan en zonder neer te kijken op de zwakken die ons nog niet kunnen inhalen. Kortom, wanneer ieder heeft gedaan wat hij kon, laat hij niet worden als die farizeeër uit het evangelie, die zich tegenover God beroemde op zijn goede daden: ‘Ik vast twee keer per week,’ enzovoort,Ga naar voetnoot52. maar volgens Christus' raadgeving zeggen, en wel uit de grond van zijn hart, voor zichzelf, niet slechts voor anderen: ‘Ik ben een onnutte slaaf, ik heb gedaan wat ik moest doen.’Ga naar voetnoot53. Niemand kent een waarachtiger geloof dan hij die zo weinig in zichzelf gelooft. Niemand staat verder af van de ware godsdienst dan hij die in zijn eigen ogen uitermate godsdienstig is. Nooit gaat het slechter met de christelijke vroomheid dan wanneer hetgeen van de wereld is, wordt | |
[pagina 89]
| |
omgebogen naar Christus, en wanneer het gezag van de mensen boven het goddelijk gezag wordt gesteld. Tegenover dat ene hoofd moeten we ons eensgezind tonen, als we ware christenen willen zijn. Verder, wie gehoorzaamt aan de oproep van een mens tot het volgen van Christus, gehoorzaamt Christus, niet een mens. Wanneer iemand schijnheiligen verdraagt, die wreed en belust op macht zijn en niet leren wat voor de godsdienst, maar wat voor hun eigen tirannie van nut is, dan toont zo iemand christelijke lijdzaamheid, mits die voorschriften hem slechts ongelukkig maken en niet ook goddeloos. Anders zal het goed zijn dat antwoord van de apostelen bij de hand te hebben: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen.’Ga naar voetnoot54. Maar ik heb al lang de grenzen van een brief overschreden, zo weinig besef van tijd heb ik als ik met een dierbare vriend genoeglijk aan het praten ben. Het boek, in de letters van Froben als herboren en veel fraaier en met minder fouten dan eerst, snelt op u af om door u aan het hart gedrukt te worden. Ik heb enkele brokstukken van eerder werk toegevoegd. Ik heb besloten deze uitgave, zoveel als ze waard is, in het bijzonder aan uw naam te verbinden, zodat iemand die aan Erasmus voorschriften ontleent over de juiste manier van leven, meteen een voorbeeld bij de hand heeft in de persoon van Volz. Het ga u goed, hooggeachte vader en uitnemend sieraad van de ware godsdienst. Geef Witz namens mij de raad dat hij voor zichzelf waarlijk wijs is, dat wil zeggen zichzelf blijft; en Wimpfeling dat hij zijn wapenrusting gereedmaakt om weldra met de Turken te strijden, aangezien hij al lang genoeg oorlog voert met priesters die er een minnares op na houden. Ik sluit niet uit dat we hem eens als bisschop in alle verhevenheid op een muilezel zien rijden, met zijn tweepuntige mijter en staf door iedereen aangestaard. Maar nu weer serieus, doe, behalve aan deze twee, ook de hartelijke groeten namens mij aan Ruser en de andere vrienden. Vertrouw intussen het welzijn van uw vriend Erasmus met zuivere wensen en vrome gebeden toe aan de grote en almachtige Christus. Bazel, de dag voor Maria-Hemelvaart. 1518 |
|