De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd855 Aan Paolo Bombace
| |
[pagina 64]
| |
ken, hij ontving mijn schaduwen, dat wil zeggen hen die hij omwille van mij had uitgenodigd omdat ze vertrouwde en geliefde vrienden van mij zijn, in de eerste plaats Beatus en de broers Amerbach, die jij ook goed kent. De grote man moest zich persoonlijk verlagen tot deze tredmolen, wilde hij Erasmus begroeten. ‘Vanwaar zo'n arrogante houding bij Erasmus?’ zul je vragen. Mijn beste Bombace, ik was zo onbeleefd en uit de hoogte, niet omdat ik dat wilde, maar door een ziekte, de gemeenste die er is. Die kwelde me meer dan een maand en kwam na geruime tijd in zo'n erge vorm terug dat ik artsen liet komen, wat niet mijn gewoonte is, behalve wanneer ik zo ongeveer genoeg van het leven heb. Zo hardnekkig was de kwaal, alsof ze het stellige voornemen had me eronder te krijgen. Pace die weer terug was groette me geregeld niet met brieven, maar met hele boekwerken. Toch kregen we niet de gelegenheid elkaar te spreken, omdat hij kort daarop door de koning naar Engeland werd geroepen. Dat je aan hem gehecht was, verbaast me absoluut niet: soort zoekt soort. Het valt niet uit te drukken hoe geliefd hij in zijn eigen land is bij iedereen, vooral bij de koning, die zeer minzaam is, en de kardinaal, een onvergelijkelijk man. Je weet, mijn beste Bombace, hoe ik altijd gruwde van de vorstenhoven; het leven daar is naar mijn oordeel niets anders dan prachtvolle ellende en gespeeld geluk. Maar aan zo'n hof zou ik graag willen leven, als ik opnieuw jong kon worden. De koning, de verstandigste van alle vorsten die deze tijd kent, schept behagen in goede boeken. De koningin is, niet alleen onder vrouwen, een wonder van belezenheid en niet minder achtenswaardig om haar vroomheid dan om haar geleerdheid. Zij die uitblinken op het gebied van de literatuur, die uitblinken in rechtschapenheid of inzicht, zijn bij hen zeer in aanzien. Thomas Linacre is arts; het is overbodig deze man tegenover jou op te hemelen, aangezien hij zelf laat zien wat voor iemand hij is in de boeken die hij uitgaf. Cuthbert Tunstall beheert het staatsarchief, een ambt dat daar in zeer hoog aanzien staat. Je kunt niet geloven, mij beste Paolo, wat een onbegrensde wereld aan goede dingen ik uitdruk door zijn naam te noemen. Thomas More heeft de functie van raad; hij is de lieveling niet alleen van de Muzen, maar ook van de scherts en de Gratiën. Zijn werk heeft je enigszins een indruk kunnen geven van zijn talent. Pace, bijna een broer voor hem, is secretaris. William Mountjoy is hoofd van de hofhouding van de koningin. John Colet is predikant. Ik heb alleen maar de belangrijkste personen genoemd. John Stokesley, niet alleen bedreven in de huidige scholastische theologie, waarin hij voor niemand onderdoet, maar ook een bijzonder goed kenner van de drie talen, is kapelaan. Zijn paleis is vol met dit soort mensen en eerder een tempel van de Muzen dan een koninklijk hof: aan welk Athene, welke Stoa, welk Lyceum zou je de voorkeur geven boven zo'n hof? | |
[pagina 65]
| |
Je gelukwens met betrekking tot Lefèvre is even welkom als dat het conflict vervelend was. Had hij zijn aanval maar gematigd! Maar zo gaat dat, iedereen denkt wel eens een keer niet na. Alles wat hier ongelukkig aan is, zou ik willen toeschrijven aan mijn noodlot. Want wat kan ik anders? Lefèvre is een goed man, geleerd, vriendelijk, ja zelfs een oude vriend. Maar het lijkt wel alsof een kwade genius me dat geluk benijdde; nu is mijn verhouding tot hem zo, dat het me veel leed zal doen als iemand omwille van mij ongunstig over Lefèvre oordeelt. Sommige lieden, die genoegen beleven aan dit soort tweegevechten, verspreiden geruchten over een tegenbeschuldiging. Verder zijn we gelijkgestemd; we zullen het niet laten gebeuren dat een zo oude en hartelijke vriendschap kennelijk door één wolkje onenigheid verdwenen is. Als er tussen Barnabas en Paulus verbittering ontstond,Ga naar voetnoot4. is het zo vreemd als zich tussen ons iets menselijks voordeed? Hoeveel waarde de geleerden daar aan mijn geschriften hechten, weet ik niet; hier in elk geval meer dan ik gepast vind. En toch ontbreekt het niet aan lieden die hard tegen me grommen, maar meestal van dat soort dat ze mijn boeken niet lezen, of ze vergeefs zullen lezen, hoe ze ook zijn. Als ik niet de welwillendheid van zoveel voortreffelijke mannen tot troost had, had ik al lang spijt van al die doorwaakte nachten die ik naar mijn beste vermogen besteed aan de bevordering van de studie in het algemeen, maar vooral van de gewijde. De geruchten die men onder het volk verspreidt over de Turken, worden door de meesten niet serieus genomen, omdat ze al zo vaak hebben ervaren dat de roeiers de ene kant op kijken en de boot de andere kant op gaat, en dat hier bij uitstek het gezegde geldt dat de oorlog veel loze geruchten kent.Ga naar voetnoot5. Maar wat daar ook gaande is, ik bid dat het voor iedereen goed afloopt; want er staat een enorme verandering van de wereldorde te gebeuren, en dat is niet zonder risico. Je brengt me bitter nieuws over Marcus Musurus en Paleotti; en ondertussen zal ‘de man bij de ingang’ wedijveren met alle kraaien.Ga naar voetnoot6. Maar dat ligt in de schoot der goden.Ga naar voetnoot7. In Frankrijk is FaustoGa naar voetnoot8. gestorven, | |
[pagina 66]
| |
in Engeland Andrea Ammonio; de een was lange tijd een succesvol man in Parijs, de ander zou tot de hoogste waardigheid zijn opgeklommen, als hem een langer leven beschoren was geweest. Zorg jij vooral dat het goed met je gaat. Bazel, 26 juli 1518 |
|