De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 6. Brieven 842-992
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
De doorluchtige heer Jean le Sauvage, grootkanselier van de katholieke koning Karel, wordt gegroet door Erasmus van Rotterdam, de minste onder de raden van dezelfde koningVoortdurend word ik door Pierre Barbier, uw kapelaan, mijn Pylades,Ga naar voetnoot1. bestookt met beschuldigende brieven, omdat ik, na mijn weigering mee te reizen naar Spanje, nalaat Uwe Hoogheid tenminste met een stroom brieven op te zoeken. Als ik zeker zou weten dat u in uw wijsheid behoefte hebt aan een brief als blijk van respect, of aan dat soort alledaagse beleefdheden de gezindheid van zijn beschermeling jegens u zou afmeten, zou ik niet willen dat mij in deze zaak enig excuus, hoezeer gerechtvaardigd, als toevlucht dient; al kan ik naar waarheid zeggen dat ik tot nu toe evenzeer in beslag werd genomen door intensieve studie, als u in beslag wordt genomen door de beslommeringen van een zo groot vorst en van meer dan een enkel rijk. Ook al zou ik niet willen ontkennen dat u een last torst die meer aanzien heeft, toch denk ik niet dat hij zwaarder is, om even een mug met een olifant te vergelijken. Maar ik weet heel goed dat u - een halfgod en bovenmenselijk, maar toch maar alleen - van alle kanten bestookt wordt door massa's beslommeringen, en daarom meen ik u op geen andere wijze beter van dienst te kunnen zijn dan door af te zien van een begroeting omwille van de beleefdheid. Ja, als ik u telkens stoor met mijn brieven, handel ik in mijn ogen zelfs in alle opzichten onrechtvaardig: in de eerste plaats tegenover de katholieke koning, de Atlas voor wie u de rol van Hercules vervult, of zo u wilt, de Hercules voor wie u een Theseus bent;Ga naar voetnoot2. bovendien tegenover het gehele rijk van de almachtige vorst, waaraan u door de goedgunstigheid van de goden geschonken lijkt te zijn om de voorspoed ervan te bevorderen. Dit geldt vooral als die brieven alleen maar getuigen van mijn gezindheid jegens u. Want daarvan zou ik, als mijn vermogen gelijke pas houdt met mijn streven, graag | |
[pagina 59]
| |
een blijvender getuigenis willen geven, en met Christus' hulp zal ik dat op enig moment ook inderdaad doen, als de goddelijke genade mij nog voor enkele jaren leven en gezondheid schenkt. Nu moet ik enkele maanden rondlopen in deze tredmolen waartoe ik mezelf veroordeeld heb, en zelf opeten wat ik in de vijzel heb gebrokkeld.Ga naar voetnoot3. Toch doe ik daarmee niets anders dan Uwe Hoogheid, met hetzelfde enthousiasme, zij het met verschillend succes en ongelijke luister. U, werkzaam als het ware op het schouwtoneel van de gehele wereld onder luid applaus van allen, regelt de zaken van een vorst wiens genius bij uitstek de toestand van de mensheid lijkt te bepalen, en u regelt die zo dat het lijkt alsof u met hem een soort nobele strijd bent aangegaan: of hij meer oprechtheid toont bij het uitoefenen van de opperheerschappij over zovele rijken, of u bij het uitoefenen van het hoogste ambt ten behoeve van één. Ik daarentegen, opgesloten en mompelend tussen mijn boeken, doe mijn uiterste best te handelen in het belang van de hoogste soort studie, terwijl ik intussen tegelijk handel in het belang van de vorst. Ik weet immers dat het zijn liefste wens is dat onder zijn leiding christelijke vroomheid en bij christenen passende geleerdheid bij ons steeds meer tot bloei komen en zich wijd en zijd verbreiden. Maar een machtsgebied kan men misschien met wapens uitbreiden, de ware godsdienst dient men met andere troepen en andere hulpmiddelen te verbreiden. Als ik op dat gebied, dat ik beslist het belangrijkst vind, ik zal niet zeggen als leider maar in elk geval als een gewoon soldaat dienst heb gedaan, zal het me niet spijten gestreden te hebben. Ik bid slechts dat de grote en almachtige Christus onze gezamenlijke pogingen wil begunstigen. Maar dat zal Hij, als wij met een zuiver gemoed niet onze eigen, maar zijn belangen behartigen; en wij zullen het meest onze belangen behartigen als wij zijn belangen behartigen. Ik voor mij, belaagd als ik word door een slechte gezondheid en de aanvallen van kleingeestige vitters, leef meer geestelijk dan lichamelijk. Verder ben ik erg blij en dank ik Christus, onze Heiland, dat ik uit brieven van vrienden mag vernemen dat Uwe Hoogheid temidden van die enorme golven van zorgen en gevaren, die normaal gesproken amper voor een stalen gemoed te dragen zijn, voortdurend een goede gezondheid hebt genoten. Daarbij laat ik in het midden of die kracht u, met voorbijgaan van uw leeftijd, verschaft wordt door een gelukkige speling van de natuur, dan wel voortkomt uit opmerkelijke trouw aan de voortreffelijke vorst en het vaderland, of dat die kracht u - en via u ons allen - geschonken wordt omwille van de vorst door de goedgunstigheid van een godheid die zich bekommert om de mensheid. Ja, iedere keer als ik denk aan u op die hoge leeftijd, zo vi- | |
[pagina 60]
| |
taal en opgewassen tegen zoveel taken, meen ik een Massinissa of CatoGa naar voetnoot4. te zien, behalve dat u hen niet alleen evenaart in uithoudingsvermogen, maar ook nog overtreft in wijsheid en gematigdheid. Als ons een flink aantal van dergelijke mensen ten deel zou vallen, was er hoop dat de christelijke wereld in korte tijd volop zou bloeien met de hoogste wetenschappen, onbedorven zeden en vreugdevolle vrede. Ik hoor dat de zeer doorluchtige Ferdinand onder gunstige omstandigheden bij ons aan land is gekomen. Voor hem heb ik het boekje over de opvoeding van de vorst opnieuw bekeken; aangezien het voor Karel allang overbodig is geworden, zowel door zijn aanleg, die uit zichzelf de weg wijst naar alles wat een groot vorst waardig is, als door uw even trouwe als verstandige raadgevingen. Het ga u goed. Bazel, 15 juli 1518 |
|