793 Aan Jean Le Sauvage
Leuven, 6 maart [1518]
Aan de kanselier van Bourgondië
Hartelijk gegroet, mijn bijzondere mecenas. Als ik wist dat Uwe Hoogheid prijs zou stellen op dienstbetoon via brieven, of de genegenheid van een gunsteling jegens u zou afmeten aan dat soort dienstbetuigingen, zou ik me hierin niet willen verschuilen achter een hoe gerechtvaardigd excuus ook, al zou ik naar waarheid kunnen aanvoeren dat ik tot nu toe niet minder verstrikt ben in mijn literaire werkzaamheden dan u in de beslommeringen van meer dan één koninkrijk. Natuurlijk ontken ik niet dat de last die u draagt schitterender is, maar ik denk niet dat hij zwaarder is, als ik, een mug, me even mag vergelijken met een olifant.Ga naar voetnoot1. Maar nu ik heel goed weet dat uw heldhaftige en bovenmenselijke, maar toch unieke karakter door het gewicht van zoveel belangrijke zaken van alle kanten wordt lastig gevallen, lijkt het me dat ik u op geen enkele wijze meer van dienst kan zijn dan alle verplichte begroetingen achterwege te laten. Ja, ik zou vinden dat ik in ieder opzicht onrecht zou plegen - zowel jegens de katholieke koning, voor wie u bent wat Hercules was voor Atlas,Ga naar voetnoot2. als jegens het hele gemenebest aan welks bestuur u gegeven lijkt te zijn door de welwillendheid der goden - als ik u dikwijls met mijn brieven zou lastig vallen, te meer omdat ze niets anders zouden doen dan getuigen van mijn genegenheid voor u. Ik zou graag, als mijn vermogen in overeenstemming was met mijn genegenheid, met degelijker argumenten daarvan getuigen en eens zal ik dat doen, als de welwillende goden mij nog voor een paar jaar leven en gezondheid gunnen.
Ik wens mezelf geluk en dank Christus de Heiland, dat ik uit de brieven van BarbierGa naar voetnoot3. met zekerheid weet dat Uwe Hoogwaardigheid temidden van de golven van zorgen en gevaren, die een ijzersterke natuur nauwelijks zou kunnen torsen, steeds een goede gezondheid geniet, of dat nu ligt aan een zeldzame speling van de natuur die u krachten verleent die voor uw leeftijd niet meer vanzelfsprekend zijn, of aan de opmerkelijke trouw voor de voortreffelijke vorst en het vaderland die u drijft, of aan een godheid die zich om de mensheid bekommert en ons allen via u haar welwillendheid schenkt. Steeds wanneer ik kijk naar die krachtige ouderdom, opgewassen tegen zoveel inspanningen, lijkt het of ik een Massinissa of een Cato zie, zij het dat u hun gelijke bent in geduld, maar hen overtreft in gematigdheid. Als wij ooit vele dergelijke mensen zouden krijgen, zou er hoop zijn dat op korte termijn de christelijke wereld zou opbloeien in eerzame wetenschappen, oprechte zeden en een heuglijke vrede.
Ik heb hard gewerkt aan een nieuwe herziening van het Nieuwe Testa-