De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd745 Aan Albert von Brandenburg
| |
Erasmus van Rotterdam aan de zeereerwaarde heer Albert, aartsbisschop en kardinaal van Mainz, gegroetUw bijzonder genereuze en edele natuur, zeereerwaarde bisschop en doorluchtige vorst, was er denk ik in al haar vriendelijkheid de oorzaak van dat u zich uit mijn boeken een mening over me vormde die ver uitstijgt boven mijn verdiensten. Toch feliciteer ik, zo niet mezelf, dan toch de letteren en de deugd met uw welgezindheid en ik feliciteer ook hen die waarlijk zijn zoals u denkt dat ik ben. Ook al vergist Uwe Hoogheid zich door zoveel lof toe te kennen aan Erasmus, u vergist zich echter niet als u meent dat uitzonderlijke deugd verbonden met gelijke geleerdheid, in wie die ook wordt aangetroffen, gekoesterd en geëerd moet worden door de gunst van de grootste vorsten. Hoewel ik er niet aan twijfelde dat uw mening over mij enige schade zou lijden bij een ontmoeting, verlangde ik toch hevig naar de hartelijke ontvangst door een zo uitstekend vorst en, om niet zonder geschenk te ko- | |
[pagina 187]
| |
men, had ik de parafrase van de brief van Paulus aan de Romeinen voor u bestemd. Ik had dit plan in een brief medegedeeld aan een jongeman, even geleerd als roemrijk om zijn afkomst, Ulrich von Hutten, vooral toch vermaard omdat Uwe Eminentie hem opnam onder uw voornaamste en vertrouwelijke beambten. Maar ik veranderde al snel van gedachten, omdat het me beter leek te passen dat wat voor de Romeinen was geschreven, ook voor hen werd herschreven. Intussen liet het lot niet toe dat ik me in uw aanwezigheid verheugde en de enorme inspanning van de studie verhinderde mij iets gereed te maken dat Uwe Hoogheid waard was. Want toen ik de laatste keer naar Bazel reisde, had u zich naar een ander deel van uw bisdom begeven, en toen ik weer naar mijn vaderland terugkeerde, was u bij de keizer in Augsburg, en hoewel het tijdens de heen- en terugreis om allerlei redenen niet mee zat, was ze bovenal ongelukkig omdat ik u niet heb kunnen ontmoeten.Ga naar voetnoot1. Verder zette ik al mijn andere werkzaamheden opzij en wendde ik al mijn krachten aan om het Nieuwe Testament Leo x, aan wie het was opgedragen, waardig te maken, en daarom steeds verder te hernieuwen. Daarbij raakte ik zelf bijna versuft en terwijl ik het werk van de ouderdom redde, liep ik zelf ouderdomsverschijnselen op; terwijl ik het volgens uw woorden zijn oude glans teruggaf, bedekte ik mezelf met stof en vuil. Want het is een saai en lastig werk waaraan weinig genoegen en eer te behalen valt. En wat het bijna dubbel vervelend maakte: ik merkte dat velen voor wier nut ik vooral zoveel werk verzette, het mij niet in dank afnamen. Nu ik eindelijk weer enigszins tot mezelf gekomen ben na al het werk dat me in beslag nam en de ziekten die me bijna fataal waren geworden, begin ik te denken aan mijn plicht en groet ik Uwe Hoogheid met deze brief, omdat ik nog niets anders heb. Tegelijk wens ik u geluk dat zich bij zovele eerbewijzen als hoogtepunt de waardigheid van het kardinalaat heeft gevoegd; des te eervoller voor u, omdat het u, zonder geld en zonder eerzucht, werd toegekend door de meest integere paus, en zozeer zonder eerzucht dat u het steevast zou hebben geweigerd, als u niet door het gezag van keizer Maximiliaan was bewogen.Ga naar voetnoot2. Ik voeg aan de brief het boekje Over de methode van de theologische studie toe, niet om me door het aan u op te dragen te kwijten van mijn schuld, maar om me met dit onderpand als het ware meer en meer aan u te binden. Uwe Eminentie wenste dat ik met mijn pen de levens van de heiligen zou opluisteren. Maar ik probeerde met al mijn werk, wat het ook waard is, aan | |
[pagina 188]
| |
de voornaamste van de heiligen zelf enige luister toe te voegen. Want Hij, de bron van alle roem, schept er vreugde in zelfs op hoe gebrekkige wijze ook door de vrome studiën van de zijnen roem te verwerven. Overigens kan ik nauwelijks in woorden vatten hoezeer ik uw aard liefheb; nog jong en te midden van zovele meer noodzakelijke dan gewijde taken die het bestuur van uw bisdom meebrengt, vindt u het vooral belangrijk dat de levens van de heiligen in de eerste plaats kritischer en betrouwbaarder worden weergegeven, vervolgens in een taal die, zo niet welsprekend, in ieder geval zuiver en nauwkeurig is. Deels worden ze immers beschouwd als verzinsels van oude vrouwen, deels zijn ze in zo'n stijl overgeleverd dat ieder geleerd of ernstig mens ze slechts met afkeer kan lezen. U ziet in uw wijsheid natuurlijk wat beslist waar is, dat het niet weinig tot eer van de christelijke godsdienst strekt als er in de kerk alleen gezongen of gelezen wordt wat de ernstigsten en geleerdsten kan behagen, dat wil zeggen wat uit de heilige boeken is geput, of althans van de voortreffelijkste mensen afkomstig is. Nu zijn er verzinsels erger dan Siciliaanse praatjes, zoals het spreekwoord luidt,Ga naar voetnoot3. nu zijn er de waandenkbeelden ingeslopen van een of andere dwaze oude man of zelfs vrouw en die sluipen er van dag tot dag meer in. Uitvoeren evenwel wat Uwe Hoogheid in deze zaak verlangt, wil ik wel, maar kan ik niet. Ik beloof niets, behalve een ijverige poging. Maar er zijn ook in Duitsland mensen die naar mijn mening geheel aan uw zeer heilige wensen kunnen voldoen; zo hebt u immers Hutten bij u, de lieveling van de Latijnse taal. Ondertussen wil ik u liever feliciteren met deze waarlijk bisschoppelijke gezindheid dan met welke waardigheid dan ook. O gelukkig christenvolk als het overal zulke prelaten krijgt, voor wie niets belangrijker is dan de glorie van Christus, die door karakter en levenswijze herinneren aan de schittering van edelstenen, de fonkeling van goud, de glans van zilver, de witheid van linnen, het vuur van scharlaken, kortom alle versierselen van Aäron;Ga naar voetnoot4. die je herkent als bisschoppen, ook al ontneem je hun kazuifel en staf. Bij u lijkt de fortuin, die de oudheid als blind voorstelde, ogen te hebben gekregen. De verreweg roemrijkste stambomen waaruit uw geslacht bestaat verleent u luister door het sieraad van uw karakter. De waardigheid van aartsbisschop verdubbelt u door uw integriteit. En de kardinaalshoed verleent u een zekere majesteit, nu u die niet heeft geweigerd.Ga naar voetnoot5. Wat rest me anders dan de goede en almachtige Christus te smeken om die gezindheid bij u en u voor ons zo lang mogelijk te behoeden en te bewaren? Leuven, 22 december 1518 |
|