De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd722 Aan Hermann von Neuenahr
| |
[pagina 161]
| |
worden ingesteld in de drie talen Grieks, Latijn en Hebreeuws. Mattheus,Ga naar voetnoot4. die je kent als vriend van Reuchlin, is hier al om met een vast salaris te gaan onderwijzen. De man lijkt me buitengewoon geleerd op het gebied van zijn literatuur. Intussen was er geen gebrek aan mensen die Grieks konden doceren. Ik ga helemaal op in de studie, vooral in het herzien van het Nieuwe Testament. Was ik er maar nooit aan begonnen! Als dit studeren is, kun je beter slapen. Toch moet ik mijn rol tot het eind blijven spelen. Ik hoor dat u ginds openbare colleges geeft in het Grieks en Hebreeuws. Wat een geluk voor de letteren als dergelijke mensen zich met hen gaan bezighouden, die zo schandelijk zijn bezoedeld door die apen in leeuwenhuid. De bisschop van UtrechtGa naar voetnoot5. schreef me om zijn voornemen te kennen te geven mij te ontbieden, ik weet niet met welke bedoeling; in ieder geval verlaat ik mijn nest deze winter niet. Ik heb je onlangs geschreven via Bannisio; of je de brief hebt ontvangen, weet ik niet. Vaarwel, edele graaf. Mijn allerbeste wensen voor de allerbeste WijnandGa naar voetnoot6. en ook voor Caesarius. Leuven, op de dag van Sint-Andreas Ik zou willen dat je je genegenheid voor Caesarius overvloediger en intenser laat worden. |
|