De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
Erasmus aan Willibald, gegroetIk heb je boek samen met je briefGa naar voetnoot1. ontvangen, edele heer. Ik antwoord kort, in beslag genomen immers door het meest zware werk. Ik leef, zo goed en zo kwaad als het gaat, en werk in Leuven, ben opgenomen in de orde van de theologen, ook al heb ik aan deze universiteit niet mijn doctorstitel behaald. Ik wilde dit liever dan met prins Karel naar Spanje reizen, vooral omdat ik het hof verscheurd zag in zoveel partijen: Spanjaarden, Maraños, Chièvres-getrouwen, Fransen, keizerlijken, Napolitanen, Sicilianen en wie al niet. Toen ik afgelopen lente wegens een privé-aangelegenheid een bezoek bracht aan Engeland, ontving de vorst mij uit eigen beweging met bijzonder veel vriendelijkheid en evenzo de kardinaal,Ga naar voetnoot2. de tweede koning, zo gezegd. Behalve een prachtig huis boden ze me zeshonderd florijnen aan per jaar. Ik bedankte hen zo dat ik het voorstel noch accepteerde noch verwierp. Mijn verblijf hier kost veel, maar ik wil zeker enige maanden blijven, deels om het werk dat ik onder handen heb af te maken, deels om te zien wat er terecht komt van de grootse vooruitzichten, die de kanselier van Bourgondië, Jean Le Sauvage, een zeer geleerd man en beschermer van alle geletterden, mij bij zijn vertrek in naam van de vorst voorspiegelde. Ik bewerk het Nieuwe Testament, dat ik eerder in Bazel meer voortjoeg dan verantwoord uitgaf, opnieuw en zo dat het een ander werk zal worden. Ik hoop het binnen vier maanden te voltooien. Je boek deed mij veel plezier, evenals die zo vriendschappelijke verdediging van Reuchlin, waarin je me welsprekender lijkt dan gewoonlijk. Misschien omdat, zoals Quintilianus zegt, je ook je hart liet spreken, niet alleen je verstand of je geleerdheid.Ga naar voetnoot3. Ik zelf vind niets erger dan hoe dan ook verzeild te raken in een controverse in welke vorm dan ook; maar daarna vind ik niets erger dan wanneer je te maken krijgt met een lage en verachtelijke te- | |
[pagina 126]
| |
genstander. Want met wie moet Reuchlin eigenlijk het gevecht aangaan? Met een menigte horzels die zelfs de paus van Rome niet in beroering durft te brengen; AlexanderGa naar voetnoot4. placht zelfs te zeggen dat hij het minder gevaarlijk vond een van de grote koningen te beledigen dan een willekeurig iemand uit de bendes van die bedelaars die, onder de dekmantel van een nederige naam, de christelijke wereld tiranniseren. Ook al vind ik het niet billijk de hele orde te verwijten wat door weinigen wordt misdreven. En kijk toch eens, wat voor werktuig die volstrekt onwaarachtige belijders van de ware godsdienst gebruiken: een volkomen leek,Ga naar voetnoot5. zonder enig schaamtegevoel, die door alle kwaad dat hij aanricht niet slechter kan worden; die men niet als een half-jood zou moeten betitelen als hij zich door zijn daden meer dan een jood toont. Welk ander instrument kon de duivel, die eeuwige vijand van het christendom, zich wensen dan een dergelijke satans-engel in de gedaante van een engel des lichts, die onder het valse voorwendsel de religie te verdedigen, overal verstoort wat het belangrijkste en het beste is van onze godsdienst, namelijk de algemene eendracht van de christelijke wereld? Wat is erger dan dat mannen van onsterflijke verdiensten moeten strijden met zo'n monster, wiens naam alleen al, naar mijn mening, het papier bezoedelt. Ik mag sterven als hij zich om een andere reden heeft laten dopen dan om meer verderf onder de christenen te kunnen zaaien en als één van ons het hele volk met zijn joods gif te besmetten. Want wat had hij de christenen kunnen aandoen als hij de jood was gebleven die hij was? Nu pas handelt hij als een echte jood, na het masker van een christen te hebben opgezet, nu beantwoordt hij aan zijn soort. De joden belasterden Christus alleen, maar hij gaat tekeer tegen vele integere mannen die uitmunten in leefwijze en geleerdheid. Hij had zijn joden geen grotere dienst kunnen bewijzen dan, vermomd als overloper, het christendom aan zijn vijanden over te leveren; een stompzinnig mens overigens, slechts listig in het verspreiden van leugens. Welk offer kon Satan aangenamer zijn dan dat het zaad van dergelijke tweedracht wordt verstrooid onder alle christenen? Vanwaar komt die naam Satan bij de joden? Natuurlijk omdat hij de Tegenstander is. En neemt hij soms niet Satans plaats in door beroemde mannen die zich richten op het algemeen belang, op gewetenloze wijze te hinderen en te overschreeuwen, in de overtuiging dat dat zijn levenstaak is? Waar komt het woord voor duivel bij de Grieken vandaan? Niet van woordbreuk, niet van overspel, niet van diefstal, niet van enig andere fout, maar van laster.Ga naar voetnoot6. Is hij niet zijn apostel, die zijn hele leven wijdt aan het in opspraak bren- | |
[pagina 127]
| |
gen en bespotten van voortreffelijke mannen bij het ondeskundige volk? Ondertussen gebruikt hij de godsdienst als dekmantel voor het allermisdadigste. Dat is niet de streek van een gewone, maar van een bijzonder geslepen demon. Hij weet dat hij geleerde en fatsoenlijke mensen niet voor zich kan winnen en evenmin makkelijk kan bedriegen. Daarom laat hij zich horen bij het onwetende volk, keft hij tussen bijgelovige en, zoals Paulus zegt, met zonden overladen vrouwtjesGa naar voetnoot7. en zoekt hij geschikte grond voor slecht zaad. Bij deze mensen verspreidt hij rook onder schitterende voorwendsels, snatert hij over de verdediging van de christelijke godsdienst, over ketterijen en excommunicaties; maar zij zijn te dom om te merken dat onder de schapenvacht een roofgierige wolf schuilgaat. O misdadige ‘korrel,’ zo heel anders dan de graankorrel die, als hij in de aarde valt en sterft, het voedsel van het leven voortbrengt.Ga naar voetnoot8. Deze zaadkorrel, van monnikskap of van nog iets giftigers, is gestrooid door de hand van de duivel; als er niet op tijd wordt ingegrepen, zal hij het schadelijke venijn van de tweespalt over de christelijke eendracht brengen. Wat zal er uiteindelijk gebeuren, als men toestaat dat die lasteraar zo op dezelfde wijze tekeer gaat tegen iedereen die niet op hem lijkt? En als geleerden gedwongen worden de boeken van een onrein monster, niet waard vermeld te worden onder mensen, te beantwoorden? Geloof me, zeer geleerde Willibald, dit begin zal verder reiken dan de meeste mensen misschien begrijpen. We zien hoe uit een klein vonkje soms een grote brand ontstaat. Daarom verbaast het me dat de bisschoppen niet waakzaam zijn, zodat ze deze slang op tijd kunnen verbranden en iets doen tegen het oprukkende kwaad, dat gif brengt en zich overal verspreidt. Die snode lasteraar kan niet worden overwonnen. Hij is niets dan een opeenhoping van laster met genoeg boze geesten om hem nieuwe kracht te geven als hij uitgeput raakt. Daarom zal hij nooit overwonnen worden met gescheld. Voor hem geldt slechts één soort eer: op welke manier ook genoemd te worden in de boeken van alle geleerden voor het nageslacht. Deze schurk redeneert als volgt: ‘ook al krijg ik een slechte naam bij een kleine groep goede en geleerde mensen, voor mij is het genoeg het grootste deel van de mensen te behagen. En als mijn streken zijn ontdekt en mijn trucs openbaar gemaakt, zal ik gehaat zijn bij alle christenen, maar zonder twijfel roem verwerven bij de joden, die dan zullen inzien dat ik niet uit vijandschap van hun geloof ben afgevallen’. Daarom zullen de geleerden niet alleen tot hun schande maar ook vergeefs met | |
[pagina 128]
| |
deze man in gevecht gaan; hij bezorgt hun alleen maar een slechte naam, of ze nu winnen of verliezen. De eerste de beste beul temt die razernij beter. Het is aan de bisschoppen daarvoor te zorgen. Het is de taak van de rechtvaardige keizer Maximiliaan, van de magistraten van de beroemde stad KeulenGa naar voetnoot9. niet een zo giftige adder te koesteren, tot stellige ondergang van het christendom, zonder zich te voorzien van tegengif dat opgewassen is tegen dit kwaad. Ik zeg dit zonder enige persoonlijke wrok; hij heeft mij in niets schade berokkend, of als hij iets tegen mij wauwelde, het laat me koud, en de zaak gaat me niet in het minst aan. Maar het gaat mij ter harte dat de eendracht van het christenvolk zo onwaardig verscheurd wordt door de streken van een goddeloze en ongeletterde besnedene en dat allemaal met behulp van diegenen die zich de pijlers noemen van de christelijke godsdienst. Maar genoeg hierover. Om toch enige kritiek te geven op je overigens zeer geleerde boek, mijn waarde Willibald, ik ben niet echt blij met die lijst van aanhangers van Reuchlin. Want wie die ook maar enige geleerdheid of vroomheid kent, is geen aanhanger van Reuchlin? Wie verwenst dat monster niet, afgezien van degenen die de kwestie niet begrijpen of ten koste van de samenleving voor hun eigen belangen zorgen? Verder, waar jij met de dialectici en filosofen een zijspoor betreedt, had ik liever gezien dat je al het andere onaangeroerd had gelaten en alleen dat had behandeld wat je wilde behandelen. Vaarwel, beroemdste onder de geleerden en onder de beroemde mensen de geleerdste. Leuven, de dag na Allerheiligen 1517 |
|