De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
657 Aan Hendrik VIII
| |
[pagina 86]
| |
Aangezien ik alleen maar door mijn geschriftjes mijn deel van deze plicht tegenover koningen kan vervullen, vertaalde ik enige tijd geleden Plutarchus' traktaat Hoe een vriend van een vleier te onderscheiden uit het Grieks in het Latijn, en droeg het op aan Uwe Majesteit via Zijne Eminentie de kardinaal,Ga naar voetnoot2. die voor u bij het regeren is wat eens Theseus voor HerculesGa naar voetnoot3. en Achates voor Aeneas was. Maar omdat u op dat moment plotseling meegesleurd werd naar de orkanen van het oorlogsgeweld door een noodlottige storm die iedereen trof binnen de christelijke wereld, had u, denk ik, geen tijd aandacht te schenken aan de letteren, want u moest het zwaard hanteren. Nu stuur ik het opnieuw naar Uwe Majesteit, hoewel het reeds gepubliceerd is en voor de derde keer gedrukt, maar ik doe dit niet zonder rente. Ik heb er namelijk de lofrede op Filips,Ga naar voetnoot4. koning van Castilië, bijgevoegd als heraut, wetend dat zijn nagedachtenis u zeer heilig is, ja dat u vroeger, nog als jongen, van deze jongeman hield als van een broer en dat uw uitstekende vader hem, niet slechts in naam, als zoon had aangenomen. Ik heb er de Institutio principis christiani (Onderwijzing van de christelijke vorst) aan toegevoegd, een geschrift dat ik onlangs aan Karel, de katholieke koning, ter gelegenheid van zijn troonsbestijging aanbood. Niet dat hij mijn raadgevingen nodig had, maar zoals in zware stormen stuurlieden, hoe bekwaam ook, bereid zijn zich door wie dan ook te laten adviseren, zo zou de vorst, bestemd over zovele rijken te heersen, niemands raad mogen versmaden, als die voortkomt uit goede wil, waarna hij als richtlijn neemt wat volgens hem het beste is om te doen. Want welke zee kent zulke heftige woelingen als de onrust in uitgestrekte rijken? Of wie zag ooit op zee zulke grote stormen als de orkanen van gebeurtenissen die wij in deze paar jaren zagen? En nog zwaardere staan ons te wachten als de wijsheid en vroomheid van de vorsten de rust niet doen terugkeren. Ten slotte, aangezien ik werd opgenomen in de groep van raadgevers, meende ik hiermee regelrecht aan mijn functie te beantwoorden en niet in enkele kwesties raad te geven, maar van alle raadgevingen als het ware enkele bronnen te tonen aan de vorst met uitnemende aanleg, maar die nog erg jong is. Uwe Majesteit heeft dergelijke raadgevingen niet nodig, integendeel, wie met een beetje aandacht uw beeltenis bekijkt, kan zich naar uw voorbeeld een idee vormen van de volmaakte vorst. Niettemin heb ik u deze werkjes gestuurd, in de vaste overtuiging dat, ook al hebben ze verder geen verdiensten, de vermelding van twee u zeer dierbare vorsten u niet onwelkom zou zijn. En ook omdat deze voorschriften, als het heilzaam is waartoe zij willen | |
[pagina 87]
| |
overtuigen, bij alle koningen of hun zonen geliefder zullen zijn, als ze merken dat ze u, de verstandigste, onkreukbaarste en machtigste, hebben behaagd. Tenslotte zal ikzelf ontkomen aan de beschuldiging van ondankbaarheid, zo lang ik naar vermogen oprecht blijf getuigen van de genegenheid van Uwe Majesteit jegens mij. Wat ben ik, zo vaak in uw eigen woorden geeerd, Uwe Majesteit niet verschuldigd? Ook werd ik, toen ik onlangs in Engeland was, op zeer gunstige voorwaarden uitgenodigd te blijven, uit zowel persoonlijke als waarlijk koninklijke voorkomendheid. Immers, juist dit vind ik van grote waarde, dat u, een zodanig en zo groot vorst, dit nietige mensje goed gezind bent, waardeert en genegen bent. Moge de vorst der vorsten, de goede en almachtige Jezus Christus, Uwe Majesteit zo lang mogelijk behoeden en bewaren. Antwerpen, 1517, de dag na Maria-Geboorte. Erasmus van Rotterdam, Uwe Majesteit zeer toegewijd. |
|