De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend Gerard van Nijmegen, gegroetDe inauguratie van de illustere vorst Filips van Bourgondië, bisschop van Utrecht, jouw beschermheer en, als je me het toestaat, ook de mijne,Ga naar voetnoot1. werd zo beeldend en duidelijk door jou beschreven dat ik minder had gezien, als ik zelf bij al die plechtigheden aanwezig was geweest. Verder beviel het me zeer dat je het geheel beschreef met de betrouwbaarheid van een historicus, anders dan het gros van de schrijvers, dat bij dergelijke onderwerpen van alles pleegt toe te voegen, om niet te zeggen, erbij te fantaseren. Ik ben er nog niet uit of ik Filips moet feliciteren. Hij was ook voor de aanvaarding van dat eervolle ambt door zijn eigen gaven een belangrijk man; ook ambieerde hij het niet en zou hij het zelfs geweigerd hebben als hij dit niet had willen doen om het belang van het vaderland en uit liefde voor koning Karel. In elk geval feliciteer ik het diocees - waartoe ook ikzelf behoor - dat het een zo belangrijk vorst en bisschop ten deel valt die, gezien zijn uitzonderlijke wijsheid en zijn grote integriteit, beide rollen uitstekend zal vervullen. Dat ik daarop vertrouw, komt niet alleen door zijn aanleg, die uitsluitend het allerbeste belooft, maar ook door zijn vader, hertog Filips van Bourgondië:Ga naar voetnoot2. de laatste eeuwen heeft dit gebied geen lofwaardiger vorst gekend, of je nu naar zijn werkelijk koninklijke grootmoedigheid kijkt, of naar de buitengewone mildheid voor zijn onderdanen, zijn ijver om de vrede te bevorderen of zijn vriendelijkheid en, om het samen te vatten, zijn afkeer van iedere vorm van tirannie. Deze verwachting wordt nog versterkt door David,Ga naar voetnoot3. zijn uitmuntende broer, een man die in alle opzichten leek op zijn vader, maar vooral daarom zo eerbiedwaardig omdat hij, zelf een groot geleerde, er naar streefde geen onkundige lieden zonder opleiding tot de geestelijkheid toe te laten, wat wij tot dan toe zagen gebeuren. Daarom vat ik hoop dat deze ene persoon zowel zijn uitstekende vader, wiens zoon hij is, als zijn uitstekende broer, wiens opvolger hij is, niet alleen in herinnering zal brengen, maar zelfs zal overtreffen en jou overvloedige stof tot lofredenen zal verschaffen. Maar je moet begrijpen dat ik hierin je rivaal ben en daarom heb ik enige tijd geleden mijn Klacht van de vrede aan hem opgedragen, als eersteling van mijn genegenheid voor hem.Ga naar voetnoot4. Het boek wordt in Bazel gedrukt en zal je binnenkort opgestuurd worden. Als ik dan zal merken dat het in de smaak is gevallen, zal ik misschien iets belangrijkers durven ondernemen. Vaarwel, beste Gerard, en beveel mij onverminderd aan bij de illustere bisschop. Leuven, 31 augustus 1517 |
|