633 Aan Johann Ruser
Leuven, 24 augustus 1517
Erasmus aan zijn vriend, de geleerde Johann Ruser, gegroet
Ik had al geschrevenGa naar voetnoot1. dat, als ik Schürer ergens mee van dienst kan zijn, ik dat heel graag zou doen, want er is geen sprake van dat ik hem niet meer tot mijn vrienden reken. Ik ken zijn vriendelijkheid. Ik heb hier Quintus Curtius, onlangs opnieuw gelezen om de roest van mijn stijl af te halen; ik heb er wat aantekeningen bij gezet en een paar passages verbeterd. Ik zal er een voorwoord aan toevoegen.Ga naar voetnoot2. Ik zou het hem gestuurd hebben, als ik wist dat hij het op prijs zou stellen. Als hij het werk van Agricola opstuurt, zal ik mijn vriendenplicht doen, ook al heb ik het erg druk met andere dingen; of, als me wat anders in gedachten komt, zal ik het laten weten. Zeg hem dit in mijn eigen woorden en wijs hem erop dat hij deze brief moet beschouwen als ook aan hem gericht. Doe het hele literaire genootschap de groeten, Sturm, Wimpfeling en de zo vriendelijke Rudolfinger, Gebwiler en bovenal doctor Gerbel. Excuseer me bij hem dat ik nu niets terugschrijf, want ik heb nog honderden brieven te schrijven, naast een vaste hoeveelheid studie. Vaarwel, zeergeleerde Ruser.
Leuven, Sint-Bartholomeus 1517