De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd597 Aan Thomas More
| |
[pagina 16]
| |
zijn hoofd heeft.Ga naar voetnoot3. Halewijn wakkerde de haat aan door de Lof der Zotheid in het Frans te vertalen, want nu begrijpen ook de theologen het die Frans kennen. Ik ben zo lang als mogelijk was bij Tunstall gebleven en we hebben de collatie van het Nieuwe Testament voltooid. Toen het af was, gaf hij mij, terwijl ik aan het bedenken was hoe ik hem zou kunnen bedanken, nog vijftig Franse écu's en om geen enkele reden mocht ik het weigeren. Ik mag sterven als er in onze tijd iets bestaat wat met deze man kan worden vergeleken. Pieter Gillis is nog steeds niet voldoende hersteld; hij valt dikwijls terug en vreest het een of ander - ik raad het meer dan dat ik het weet - wat hopelijk niet het geval zal zijn. Na mijn terugkeer uit Engeland kreeg zijn vrouw een miskraam, ik denk uit angst over het gevaar waarin haar man mogelijk verkeerde. Ik ben met al mijn spullen naar Leuven verhuisd om daar enige maanden door te brengen met de theologen, die mij tamelijk aardig hebben ontvangen. De kanselierGa naar voetnoot4. betaalde me een gedeelte van mijn jaargeld, dat wil zeggen tweehonderd florijnen, uit eigen beurs; hij zal dat geld op een of andere manier terughalen. Ik verwacht nog honderd florijnen, maar wie zal me die uitbetalen als iedereen vertrokken is? De kanselier zei me bij het afscheid dat ik optimistisch moest blijven. Hij is van plan, zo begrijp ik, me een bisschopszetel te bezorgen. Zo veel gemakkelijker is het voor dit soort mensen iemand tot bisschop te benoemen dan hem het beloofde geld uit te betalen. Mijn vriend Lefèvre behandelde mij niet al te vriendschappelijk in zijn laatste uitgave van de apostolische brieven;Ga naar voetnoot5. hij verdedigt zijn mening op een nare manier, en zet zijn tanden nu ook in sommige dingen die met zijn onderwerp zelf niets te maken hebben. Het raakte hem meteen: ‘Hij is een mens’.Ga naar voetnoot6. Ik zal hem spoedig van repliek dienen in een open brief, maar mijn boosheid matigen, om te voorkomen dat het een twist in plaats van een uiteenzetting lijkt. Als je wilt weten waarover het gaat, lees dan mijn aanteke- | |
[pagina 17]
| |
ningen bij het tweede hoofdstuk van de brief aan de Hebreeën en zijn overwegingen bij diezelfde passage; je kunt de tweede uitgave herkennen aan de aantekening van Lefèvre meteen op de eerste pagina onderaan. In Leuven verblijf ik bij Jean Desmarais, de redenaar van deze universiteit, maar als je misschien iets naar Pieter Gillis stuurde, is dat in goede handen. Ik schreef dat je werken al naar Bazel zijn gestuurd, te weten de Utopia, de Epigrammen en Lucianus. Ik heb hen erop gewezen dat ze deze taak alleen op zich mogen nemen als ze de zaak met passende zorg omgeven. Vanwege het belang ervan stuurde ik een betrouwbare dienaar,Ga naar voetnoot7. een redelijk geleerd en accuraat man. Ik heb nog niet besloten waar ik me ga vestigen. Spanje trekt mij niet aan; want opnieuw nodigt de kardinaal van ToledoGa naar voetnoot8. me uit daarnaar toe te komen. In Duitsland staan de kachels en de wegen met gevaar voor struikrovers me niet aan. Hier is er veel geblaf, maar geen enkele beloning, en, gesteld al dat ik het zou willen, ik zou het hier zelfs niet lang kúnnen uithouden. In Engeland ben ik bang voor opstootjes en ik verafschuw elke gebondenheid. Als jij een uitvoerbare suggestie hebt, laat het me dan weten, want ik heb geen enkele hoop bij de mijnen zover te komen dat ik de haat van monniken en theologen zou overwinnen. Steeds meer bundelen de schurken hun krachten en verlangen ze een leider. Het is maar goed dat die suffragaanbisschop naar Spanje gaat, waar hij zeker zal sterven, want hij is al over de zeventig. Overigens beginnen sommige dominicanen en karmelieten ook het volk op te roepen met stenen te gaan gooien en nergens woedt die pest zo hevig als bij ons, en toch zegt niemand je iets in het gezicht, noch aan het hof noch onder het volk. Ze vrezen, denk ik, de tanden van de leeuwGa naar voetnoot9. en inderdaad zullen ze de scherpe punten voelen zoals ze verdienen, als dat niet slecht bij christelijke gematigdheid zou passen. Naar één ding althans zal ik hardnekkig blijven streven: dat ik voor zover mogelijk de studie bevorder. |
|