De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd591 Van Sebastiano Giustiniani
| |
[pagina 321]
| |
opmaken dat ik het goed maak en dat ik voor jou een gezondheid afsmeek die de pillen die een of andere maffe dokter je voorschreef, je niet zullen geven. Ik smeek je, mijn beste Erasmus, voortaan niet zo onbezonnen je gezondheid, waarvan het verlies zelfs niet door heel Frankrijk of heel Germanië kan worden goed gemaakt, toe te vertrouwen aan een armoedige pillendraaier eerder dan aan een arts. Ik weet dat je, als schipbreukeling op een rotsachtige kust geworpen, toch aan het gevaar van de storm ontsnapte door geloftes te doen; dat er al een votiefschilderij van de schipbreuk is om in de kerk op te hangen, maar dat het weinig gelijkenis met jou vertoont; dat je die geringe gelijkenis niet moet wijten aan die krachtige pillen die je heftiger purgeerden dan nodig was en je tot een schim van jezelf maakten, maar aan de behoedzaamheid van de schilder die iemand schilderde die heilig geloofde in de kracht van dergelijke afbeeldingen om aan een schipbreuk te ontkomen, maar niet Erasmus, die in dergelijke omstandigheden - zo meende de schilder - niet zo onwijs zou handelen als het gewone volk. Daar deed hij goed aan: rekening houdend met jou en je reputatie schilderde hij daarom niet jou, maar iemand anders. Pas voortaan op voor schipbreuken, want een schilderij helpt dan niet; pas op voor de razernij van Aeolus en de woede van Neptunus, zelfs als je een Juno hebt die de razernij van hen beiden tot bedaren kan brengen - als je mag geloven wat de oudheid over de goden opdisteGa naar voetnoot3. - en de hevigheid van iets kan beteugelen, en denk vooral niet dat je veilig bent onder de bescherming van Pallas Athene, die door Neptunus wordt gehaat. Blijf verre van dokters: ze behandelen mens en paard zonder enig verschil; ze denken immers niet aan je gezondheid, maar aan hun winst en geven je vaak knoflook in plaats van aloë.Ga naar voetnoot4. Je had het beter bij poulets dan bij pillen kunnen houden. Weg met die schilder die gewoonlijk ‘een cipres schildert’Ga naar voetnoot5. in plaats van een mens, of tegen wie nooit iemand zei dat hij het gordijn voor zijn tableau moest weghalen of de vlieg verjagen zodat de vogels goed van zijn druiven konden proeven.Ga naar voetnoot6. Het is verbazingwekkend dat jij bij al die dingen betrokken bent geweest en helemaal dat je er weer uit bent gekomen. | |
[pagina 322]
| |
Tot dusver was ik weer eens aan het schertsen, mijn beste Erasmus, ook al is het niet met die charmante erasmiaanse scherts, waarbij grappen met meer zout gekruid zijn dan in heel Ibiza te vinden is. Ik blijf dagelijks je Adagia lezen en niet zonder grote vrolijkheid en gelach, zodat ik alles wat mij vroeger placht te verrukken heb weggedaan. Natuurlijk zijn de Adagia die je putte uit de Griekse en Latijnse bronnen zeer onderhoudend en erg waardevol voor de geleerdheid en afwisseling en maken ze de stijl voller en sierlijker, maar nog veel onderhoudender is wat je aan de spreekwoorden toevoegt. Wat een eruditie, wat een verscheidenheid, wat een kracht, wat een overvloed aan uitdrukkingen, wat een vrolijke feestelijkheid die de vermoeide lezer met spitse humor boeit en ontspant! Men kan ze op één lijn stellen met de grootste prestaties van de oudheid, maar sommige - ik denk aan Oorlog is zoet voor degenen die hem niet hebben meegemaakt, Men moet als koning of domoor geboren worden, Haast je langzaam en vele andere - kunnen, zou ik denken, niet alleen met de klassieken wedijveren, maar zijn er verre superieur aan. Die eerbiedwaardige majesteit van de oude schrijvers staat jou niet in de weg, want als men jouw geschriften met die van hen vergelijkt met weglating van de namen van de schrijvers, zal de oprechte lezer jouw moderne inspiratie stellen boven die verheven klassieken. Ik lees over het algemeen niet graag de geschriften van de jongere generatie en af en toe zeg ik tegen mijn zoon en secretaris dat, wanneer er zoveel klassieke schrijvers zijn die ik kan en moet navolgen, ik niet in andere voetsporen hoef te treden, en raad hem hetzelfde aan. Maar wanneer ik nu jouw boeken inkijk, beken ik dat ik datgene wat anderen bewonderen omdat het onder de bescherming van de oudheid staat, nu haast uit de tijd en waardeloos vind. Ook een paar van je brieven vielen mij in handen en ik las of hoorde nooit iets dat zo geleerd, zo charmant was, zelfs niet als men ze vergelijkt met die van Cicero aan Atticus. Maar wat ben ik nu bezig de zon bij te lichten, een domme en onzinnige bezigheid, terwijl alles wat er in jouw werkplaats wordt vervaardigd van een goddelijke inspiratie is? Het is duidelijk dat je de Latijnse taal zoveel pracht hebt gegeven dat deze, meen ik, niet zozeer jou roem heeft gebracht, maar door jouw toedoen zelf in oude luister is hersteld. Als ik jouw werken lees, word ik met blindheid geslagen en zie ik visioenen, is mijn geest verbijsterd van bewondering, zodat ik helemaal in vuur en vlam sta van een ongelooflijke genegenheid voor jou. En denk alsjeblieft niet dat ik je zo schrijf om je te vleien, zoals die Gnatho van Terentius die Thraso niet zozeer bespot als wel te gronde richt; die taak laat ik over aan anderen die ver afdwalen van mijn karakter en mijn levensinstelling. Ik ben geen Gnatho, jij bent geen Thraso. Ik ben Giustiniani en kan niet bedriegen en jij bent Erasmus, erg beminne- | |
[pagina 323]
| |
lijk, maar niet bedrogen door mijn genegenheid en niet misleid in zijn oordeel. Maar degenen die beroemde mannen vleien verduisteren de gouden glans van hun leven meer dan zij dat opluisteren. Genoeg hierover. Ik zou je erg dankbaar zijn als je de bisschop van de theatijnen,Ga naar voetnoot7. een man opmerkelijk door zijn geleerdheid en beroemd om zijn karakter, mijn groeten wilt overbrengen wanneer je hem toevallig ontmoet. Misschien zal hij jou wel van dienst zijn; naar mij luistert hij niet, want ik wacht nog op een antwoord op verschillende brieven, alsof hij geen waarde hecht aan mijn genegenheid en bewondering voor hem - wat mij haast onmogelijk lijkt bij een zo vriendelijk karakter. Het is mij niet goed duidelijk wat de oorzaak is van dat langdurige, om niet te zeggen hardnekkige, zwijgen; ik meen dat hij, toen hij hier nuntius was, mij niets had te verwijten. Ik ben, zoals je weet, van nature niet kwaadwillend; ik wil liever mensen van dienst zijn dan schade berokkenen. Maar misschien moet hij rekening houden met zijn status als publieke persoon. Ook ik treed op als een publieke persoon voor het algemeen belang en dat doe ik al lang, maar ik meende nooit dat dat een reden was om de wetten van de vriendschap niet meer te laten gelden. Ik ben bang dat hij, als een egel, wat zacht en gevoelig is wil beschermen door zijn harde stekels op te zetten en dat hij zo zijn eerlijk en vrolijk karakter verbergt door het strenge gezicht van de magistraat te tonen en zijn wenkbrauwen dreigend te fronsen. Als hij misschien vindt dat ik hem onheus behandelde en hem niet de verschuldigde eerbied betoonde toen hij hier was, dan klaag ik dat hij mij slecht behandelt, want ik heb hem niets misdaan, tenzij misschien uit onvoorzichtigheid - wat ik niet geloof. Maar als hij zich aan iets in mij ergerde, had hij dat moeten zeggen en niet gelijk onze vriendschap moeten verbreken, volgens het adagium om het brood niet te breken.Ga naar voetnoot8. Toch denk ik niet dat hij dat voorwendt zonder een dieperliggende onvrede. Maar waarom deze akker die op anderen zo vrolijk, zo rijk en vruchtbaar overkomt, zo vol onkruid voor mij is, daarover kan ik me alleen maar verbazen en tegelijk diep treuren. Als ik de bodem beter kende, zou ik hem zorgvuldiger bebouwen om een betere oogst te verkrijgen; want de vrucht van vriendschap is gelijkgestemdheid, dezelfde gevoelens en bereidheid elkaar bij te staan. Het terrein wordt ontgonnen door een uitwisseling van brieven, door de vrijheid in gesprekken als daar gelegenheid voor is, door wederzijdse raadgevingen, gezamenlijke studies en ten slotte door een streven naar perfectie, maar zonder jaloezie. Want de natuur van de bodem moet in overeenstemming zijn met de bebouwing. Bij het maken van vrienden moet men kiezen; heeft men gekozen, dan moet men ze onderhouden; | |
[pagina 324]
| |
wijze mannen meenden dat men vriendschap, als hij blijft bestaan, moet voeden, begunstigen en cultiveren, als ze wankelt dan moet men ze niet ongedaan maken en afscheuren, maar een opknapbeurt geven, herstellen, aanknopen en verstevigen. En zo kan ik alleen maar verdriet hebben over het verlies van de vriendschap van een zo groot man, de enige in wie je alles vindt wat de rechte weg naar de deugd plaveit - en de deugd versnelt onze tocht naar het geluk. Hij heeft een heel charmant karakter, een bijzondere integriteit, een eerbiedwaardige ernst gepaard aan een zekere eerzame hoffelijkheid, en een opgewekte vriendelijkheid gepaard met ernst, een precieze en veelzijdige geleerdheid; ook ontbreekt het hem niet aan kennis van de filosofie, aan de wetenschap van het burgerlijk en kerkelijk recht, aan geleerdheid in de Griekse en Latijnse literatuur alsof hij erin is opgegroeid, en aan theologie, het doel en de maat van alle wetenschappen. Hij doet nooit iets wat niet in overeenstemming is met de rede, hij regelt alles naar de lijn van zijn schietlood. Zijn beweging en houding zijn altijd waardig, stijlvol, vol ingetogenheid, zijn spreken is altijd aangenaam voor de oren. Voeg eraan toe dat hij niet is zoals het beeld dat Amasis liet gieten uit een gouden kom, die bestemd was voor schandelijk gebruik;Ga naar voetnoot9. integendeel, al zijn vertrekken zijn elegant, hangen vol wapenschilden en zijn versierd met de beroemde afbeeldingen van zijn voorouders. Het moet dan ook niemand verbazen dat ik niet zal dulden dat een dergelijke vriendschap door zorgeloosheid of verwaarlozing wankelt of beëindigd wordt. Ik had vooral hem gekozen om te vereren en mee te wedijveren; hij was het die mij aanspoorde tot een voorbeeldig leven. Ik ben dan ook vastbesloten bijzondere moeite te doen het verlies van een dergelijke vriend te herstellen en hem, als een ontwricht ledemaat, weer op zijn plaats te zetten. Als hij mij toestaat dit te laten gebeuren, dan zal mijn plan een groot succes blijken; als hij mijn genegenheid niet beantwoordt, zal hij mij in ieder geval een handvat en een zwaard verschaffen om het arme lichaamsdeel, niet zonder veel pijn voor mij en zonder dat ik er enige aanleiding toe gaf, af te houwen. Dan zal ik ook mijn lot betreuren en ik zal boos op hem worden omdat hij onze vriendschap verachtte. Je weet, mijn beste Erasmus, hoe ik hem gezind ben, wat ik hierboven meer dan voldoende heb uiteengezet. Ik smeek je, doe je best en maak het hem goed duidelijk en invoelbaar. Blijf jij inmiddels van me houden, je weet dat ik ook van jou houd. Vaarwel, toevluchtsoord van de republiek der letteren, mijn sieraad en andere helft van mijn ziel. Londen, 29 juni 1517 |
|