De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd589 Van Andrea Torresani
| |
[pagina 317]
| |
dat mij niets mooiers kon overkomen dan mij voor u in te zetten bij al die geleerde mannen. Nu is dat mijn hoogste ambitie. Vandaar dat ik besloot u te schrijven over een voorstel dat u niet onaangenaam zal zijn, want het kan u alleen maar voordeel opleveren. U weet, denk ik (eigenlijk ben ik er zeker van dat u het weet en het vernam uit menige brief of gesprek) dat Marcus Musurus benoemd is in het nieuwe pauselijk college,Ga naar voetnoot3. en ook dat men daar mensen te kort komt die ervaring hebben in deze materie. Zoals ik hoor van die mannen die zich een oordeel kunnen vormen over iemands kwaliteiten, is er niemand geschikter dan u om deze waardigheid te bekleden of de taak uit te oefenen. Alle goede personen zijn het erover eens dat deze eervolle betrekking aan u moet worden aangeboden. Ik schrijf u dus om te proberen te ontdekken wat uw mening daarover is. Als u erin toestemt, ik bedoel met uw benoeming als orator in Grieks of Latijn, zal ik een voorstel dienaangaande doen bij de Raad van Driehonderd - zij vormen de raad die verantwoordelijk is voor dergelijke kwesties. Bovenal vraag ik u dringend zo vriendelijk te zijn me een woord terug te sturen hoe u daartegenover staat, vooral omdat ik alles zal doen voor uw belang dat kan leiden tot een verbetering van uw positie in de wereld. Wat u schrijft over uw Adagia is prettig nieuws,Ga naar voetnoot4. ook over uw andere werken die zo verfijnd zijn. Ook dat is zeer welkom; want, zoals Erasmus zegt in zijn Adagia, Afrika biedt altijd iets nieuws.Ga naar voetnoot5. Stuur ze zodra u iemand heeft aan wie u ze met gerust hart kunt toevertrouwen. Ik zal ervoor zorgen dat ze zo gedrukt worden dat het duidelijk zal zijn dat ik evenveel rekening houd met de reputatie van onze drukkerij als met de reputatie van de grote Erasmus. Vaarwel, beste Erasmus. Alles wat ik kan doen staat te uwer beschikking. Vaarwel. Ik had mijn brief al beëindigd toe ik iets herinnerde wat ik u wilde vertellen, vandaar dit postscriptum. U weet - want u was toen hier - hoeveel tijd Aldo, mijn dierbare en kostelijke schoonzoon, besteedde aan de correctie van Terentius.Ga naar voetnoot6. Wat een wonderbaarlijk begaafd man! Ik kan hem niet noemen zonder eerst zijn lof te zingen. En zo vriendelijk! Zijn naam, mijn beste Erasmus, brengt altijd de tranen in mijn ogen. En dan Plautus, hoeveel inspanning besteedde hij daaraan, waarbij u hem veel steun gaf, want hij gebruikte | |
[pagina 318]
| |
u om, zogezegd, de regels van die Latijnse sirene te herstellen.Ga naar voetnoot7. Die twee werken zou ik ook graag publiceren voor het nut van alle geïnteresseerde mensen. Alstublieft, veroorloof mij daarom misbruik te maken van uw vriendelijkheid in deze zaak. Ik smeek u bij de luister van uw Latijnse taal waarvan u altijd een scherpzinnig bevorderaar bent geweest, me iets te sturen van wat u aan oude manuscripten hebt, die we hier kunnen gebruiken als voorproefje voor onze uitgaven, of iets anders als u iets hebt wat ons werk kan opluisteren. We willen niets nalaten om de zaak nauwkeurig en elegant te voltooien wat onze reputatie bij alle goede mensen ten goede zal komen. Vaarwel. Mijn zonen zenden u hun beste wensen en ik heb uw wensen aan hen overgebracht. De zonen van Aldo, Manuzio, de oudste, en Antonio en Paolo zenden u hun groeten. |
|