De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4: Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus584 Aan Thomas More
| |
[p. 303] | |
heeft mijn Copia helemaal doorgelezen en het boek bevalt hem enorm. Hij is vol bewondering voor het lofdicht dat ik maakte voor Filips.4. Hij heeft de hele De asse van Budé doorgespit en heeft hem een brief5. geschreven, maar Budé heeft hem nog niet geantwoord. De kardinaal van Gurk6. is enige dagen geleden vertrokken, tot ongenoegen, naar ik hoor, van de keizer.7. Gisteren vertrok de eerwaarde bisschop van Sion,8. bij wie ik die dag nog de maaltijd gebruikte. Ik had met hem een lang onderhoud over het Nieuwe Testament, vervolgens over de oorlog. Hij steekt zijn woede over de Fransen niet onder stoelen of banken en is daarin openhartig zoals een Zwitser betaamt. Hij zei dat de Duitsers erop uit waren alle koningen onderdanig te maken aan de keizer. De keizer begeeft zich naar Mainz, want daar zal, naar men zegt, de raad van Duitse vorsten plaatsvinden. Onze Karel laat zijn raad bijeenkomen in Gent9. waar de keizer niet bij zal zijn. Men zegt dat hij uit ontevredenheid vertrekt: grote goden! Was er ooit een mens op gunstiger wijze boos! Men stond op het punt vrede te sluiten, zelfs met Gelre en bovendien op zeer gunstige voorwaarden voor de keizer, maar hij verhinderde het uit vrees, zegt men, dat we nergens oorlog zouden voeren. Filips,10. de bisschop van Utrecht, is onder gelukkige voortekenen en met grote staatsie de stad binnengetrokken. Men zegt dat de hertog van Gelre11. achtduizend man heeft bijeengebracht om Friesland aan te vallen. Tunstall is blij dat die levendige komedie uitgespeeld is.12. Als hij naar jullie terugkeert, schrijf ik dit voor niets, maar als hij hier blijft, staat het vast dat ik, waar hij ook is, die tijd met hem zal doorbrengen. Anders was ik van plan de zomer in Leuven door te brengen, wat zelfs de theologen wensen. Alleen X.13. bromt nog iets, vanwege zijn eer, om niet een onstandvastig man te lijken. Pas op dat je me niet berooft van die brief van jou die nog niet af was toen je hem liet zien. Als de brief van Giustiniani, de ambassadeur van Venetië, bij jou ligt (want ik ben hem kwijt), zorg dan dat hij weer terug- | |
[p. 304] | |
komt; zo niet, vraag dan aan de heer Niccolò,14. zijn beminnelijke secretaris, om een kopie hierheen te sturen, gelijk met zijn felicitatiebrief aan Marcus Musurus.15. Ik zal uitvoeriger schrijven in de loop van de maand, wanneer ik je het schilderij stuur. Ik hoor nog steeds niets over het paard, maar het was nu van pas gekomen. Vaarwel met je lieftallige echtgenote16. en je aardige kinderen. Pieter Gillis en zijn dierbare Cornelia17. doen jou en je vrouw de hartelijke groeten. 1517 |
|