De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd582 Van Ludwig Baer
| |
[pagina 286]
| |
maar weinig bezocht, en nu je weg bent betreur ik je afwezigheid uit het diepst van mijn hart. Toch troost ik me in mijn ongelukkige lot - zo gaat dat bij ware vriendschap - niet weinig met jouw voorspoed, nu de koning van Frankrijk, een groot aantal bisschoppen, de kardinaal van Toledo,Ga naar voetnoot2. de Engelsen en verscheidene andere vorsten je met grote beloften uitnodigen. Ach, wat zou ik graag willen dat je dat alles aan je voorbij laat gaan - als het jou zou uitkomen - en (mits dat in je voordeel is) naar ons in Bazel terugkeert! Ook al zal men je daar niet een vermogen aanbieden overeenkomstig je verdiensten, je hebt er wel, zoals je weet, een eerzaam, veilig, zeker, rustig en aangenaam bestaan in een gezonde en mooie omgeving, in overeenstemming met je waardigheid en helemaal zoals de muzen het wensen. Johann Froben, je gastheer, een uiterst integer man, verlangt zo naar jou dat hij me vaak zegt dat hij je zolang hij leeft jaarlijks honderd goudstukken zou geven als je weer bij hem je intrek zou nemen. En wat mij betreft, mijn hele vermogen, hoe gering ook, en mezelf bied ik aan jou aan, wijd ik en schenk ik aan jou. En er zullen nog vele anderen zijn om jou grote welwillendheid en vrijgevigheid te betonen; ik verwacht dan ook dat hier alles aanwezig is wat je nodig hebt voor de studie van de letteren en een naar lichaam en ziel gelukkig leven. Vriendelijk als je bent zul je ons daarom eindelijk uitsluitsel geven of er enige hoop overgebleven is dat je naar ons terugkeert. Als ik je in deze zaak ook maar ergens mee van dienst kan zijn, zodra ik het weet is het al gedaan. Wat de toestand betreft in de zuidelijke Duitse landen, het lijkt er op dat er een ernstige oorlog aan het ontstaan is tussen een zekere Franz von Sickingen en de keizerlijke steden, tenzij de zaak door de tussenkomst van de keizer in de kiem wordt gesmoord.Ga naar voetnoot3. Verder heerst hier een groot gebrek aan wijn, koren, en eigenlijk aan bijna alle dingen die betrekking hebben op het levensonderhoud en dat dreigt, om de slechtheid van de mensen te bestraffen, nog veel erger te worden met nieuwe geselslagen, tenzij de almachtige God, wiens mededogen groter is dan al Zijn werken, met ogen vol barmhartigheid op ons neerkijkt. Onze vriend Glareanus en veel andere jonge Zwitsers vertrekken spoedig naar de universiteit van Parijs, waar zij van koninklijke beurzen zullen leven. De zeereerwaarde bisschop van Bazel,Ga naar voetnoot4. opgevrolijkt door je groet aan hem en je brief aan mij, vroeg me je wederom | |
[pagina 287]
| |
namens hem te groeten. Als zich verder iets voordoet dat je moet weten, zal ik je daarvan op de hoogte brengen. Aangezien het niet mogelijk is je van gezicht tot gezicht te zien, zal ik intussen door je geleerde en uitnemende werken te lezen je diepste innerlijk en je uitmuntende kennis aanschouwen. Vaarwel, voortreffelijkste onder de mensen, het ga je goed. Van mijn huis in Bazel, 11 mei 1517 |
|