De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |
Bullock aan Erasmus, gegroetGa toch weg, alsjeblieft! Ik heb nooit iets belachelijkers gehoord. God behoede me voor zoiets schandaligs, dat ik niet zou willen dat mijn briefGa naar voetnoot1. werd gepubliceerd, ook al is hij in niet zo goed Latijn en niet zo zorgvuldig geschreven als ik zou wensen. Jij beantwoordde hem met een zeer lange en niet minder vriendschappelijke brief,Ga naar voetnoot2. die iedereen toen niet alleen uiterst scherpzinnig, maar ook zeer verzorgd vond. Echt waar, het mishaagde me zo weinig, geleerde leraar, dat ik een groot deel van mijn fortuintje voor zoiets over zou hebben. Ik had de daad bij het woord gevoegd als ik gekund had wat ik wilde. Nee, ik was heel wat verbaasder over je in eeuwen niet vertoonde edelmoedigheid en je zeldzame bescheidenheid, omdat je je verwaardigd hebt je beroemdheid en onsterfelijkheid met een onbekend iemand als ik te delen en mijn duisternis hebt willen verlichten met jouw schittering. Want als ik denk aan de flauwe schaduw van geleerdheid die ik bijna ten koste van een oog door die kleine Griekse lettertjes en ten koste van mijn gezondheid heb verworven, en dan aan die enorme algemene kennis van alle wetenschappen die jij je al zo vroeg eigen maakte, lijkt het mij toe dat ik, vergeleken met jou, een heel klein beekje naast de geweldige oceaan ben. Maar dit is dus een verzinsel, bedacht door een of andere jaloerse persoon, die het niet kan verdragen dat mij een zo grote eer te beurt is gevallen. Sommige mensen genieten ervan leugens te vertellen, ook al bereiken zij er niets mee; anderen spreken kwaad uit jaloezie. Maar ik weet dat jij te verstandig bent om de ene soort te geloven en te standvastig om door de andere soort van je stuk gebracht te worden. Nooit zal iemand jou en dit hart uit elkaar drijven. En dagelijks is mijn grootste wens dat mij een positie ten deel valt die mij in staat stelt jou te tonen hoe ik jou gezind ben. Met mij gaat het langzaam wat beter en de ziekte die me zo snel en onnadenkend overviel, is nu uitgebreid aan het nadenken of zij mij al zal verlaten. | |
[pagina 284]
| |
Vaarwel, pronkstuk van de muzen. Uit Cambridge, 4 mei Bullock, je toegewijde leerling |
|