De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdNiccolò Sagundino aan de zeereerwaarde vader in Christus, de heer Marcus Musurus, de waardige aartsbisschop van Monemvasia, gegroetIk koester al lang een hevig verlangen, verreweg geleerdste van alle prelaten, een brief van u te ontvangen. De grote genegenheid, het respect en de eerbied die ik voor u voel, en evenzo uw niet geringe welwillendheid en bijzondere edelmoedigheid ten opzichte van mij, maakten dat ik ervan overtuigd | |
[pagina 275]
| |
was dat u de brief die ik u zo goed ik kon schreef, op, als ik me niet vergis, de tiende augustus laatsleden zou beantwoorden. Geloof me als ik zeg dat me in deze tijd niets heerlijkers, gewenster en eervollers zou kunnen overkomen dan die gelukkigmakende brief van uw hand. Maar terwijl ik verdrietig constateerde dat die hoop ijdel was, terwijl ik zwijgend vele dingen overdacht, werd ik plotseling door een brief van mijn vrienden te VenetiëGa naar voetnoot1. op de hoogte gesteld dat u kort geleden door onze heilige vader paus Leo tot uw grote eer van Venetië naar Rome werd ontboden en met goede voortekens tot aartsbisschop van Monemvasia, zegt men, werd gekozen en uitgeroepen.Ga naar voetnoot2. Over dit nieuws was ik natuurlijk zeer verheugd, niet zozeer omdat ik hoorde dat u tot deze nieuwe en hoge waardigheid was verheven - men vond terecht allang dat u zo'n positie waardig was, onvergelijkelijk begiftigd als u bent met uw vriendelijke karakter, geleerdheid, zeldzame welsprekendheid en wijsheid, behoedzaamheid en integriteit - als wel omdat ik begrijp dat het een grote aanmoediging betekent voor allen die zich bezighouden met de schone letteren. Zij twijfelen er niet aan dat u, opgeklommen tot deze waardigheid en overeenkomstig uw verdienste in aanzien bij de paus, de muzen, die in deze tijden van een zo grote hoogte zijn neergeworpen en zo jammerlijk omvergehaald, tot hun vroegere hoogte op te richten en tot rust te brengen. Dat geeft mij hoop: ik geloof dat wanneer de geleerde wereld ziet dat de schone letteren enige eer en beloning kunnen opleveren en dat er ergens mecenassen te vinden zijn, er ook Vergilliussen zullen komen. Zo ben ik blij voor mezelf en u wens ik van harte geluk, en ik hoop dat dit ambt, u zo gelukkig verleend, mag gelden als een stap in de richting van de hoogste waardigheid met een glansrijke reputatie voor u, grote luister voor de schone letteren en voortdurende vreugde voor uw vrienden en gunstelingen, onder wier aantal ik me zelf schaar. Genadig prelaat, niets heerlijkers kan mij overkomen dan te horen dat het u goed gaat en dat u de welverdiende en rijke oogst plukt van uw noeste arbeid en, na zware stormen en woelige baren, een haven van vrede en rust bent binnengevaren. Toch wil ik u laten weten dat ik het alleen maar vreselijk kan vinden dat de jonge mensen in Venetië die branden van liefde voor de schone letteren, die u dagelijks placht te onthalen op uw nectar, die zich volledig naar u richtten en u als een tweede Demosthenes of Cicero vereerden, u, zo'n groot en goed man en schitterend sieraad van onze eeuw, zo ontijdig hebben verloren en wees geworden zijn. Toch liet u in Venetië een | |
[pagina 276]
| |
zeer vruchtbaar stuk grond achter, waarop verschillende goed gedijende stekjes onder uw kundige handen opgroeiden die ooit groot nut, voordeel en roem zullen brengen aan de befaamde republiek Venetië en uzelf. Zonder deze boer moeten ze misschien wel vrezen voor perioden van kou, extreme hitte en regenbuien die plotseling uit de hemel neerdalen. Wee mij, want ik zal beroofd zijn van troost en licht, zodat ik blind zal zijn en het spoor bijster. Maar ik heb nog een sprankje hoop dat me troost en opbeurt - dat ik u met Gods hulp in Rome zie en persoonlijk met u kan spreken en genieten van uw eerwaardige gezelschap en u in aanbidding overal volgen. Want ik ben al lang van plan naar Rome te gaan. Nu prikkelt en gloeit de aantrekkelijke gedachte u te zien en te bewonderen. Maar genoeg hierover. Ik bevind me nog steeds op Engelse bodem en dat zal zo blijven totdat mij door onze illustere senaat de langverwachte toestemming wordt gegeven naar mijn vaderland terug te keren. Maar geloof me, ik brand al van verlangen om naar mijn vaderland terug te keren, want ik kan niet zo lang zonder mijn dierbaren en mijn geliefde vaderland. In de tussentijd zal ik toch mijn best doen geen dag voorbij te laten gaan zonder de muzen. Ik ontmoet namelijk dikwijls Erasmus die hier onlangs naar toe is gekomen, ik denk op verzoek van de goddelijke koning hier, die alle mogelijke deugden in zich heeft.Ga naar voetnoot3. Ik heb er vertrouwen in dat hij bij de koning een niet geringe positie zal hebben. Want u kent hem, zeergeleerde bisschop, en weet hoezeer hij al het geluk dat een mens kan worden toebedeeld meer dan waard is. U kent zijn zeer precieze en verfijnde kennis van de beide talen. En u bent er ook van op de hoogte hoe de hele wereld tegen hem opkijkt en hem bewondert. Ik wilde hem de zeer gelukkige promotie van u tot aartsbisschop bekend maken. De vriendelijke man was duidelijk blij en verheugde zich zeer over uw succes. Thomas More was erbij, een van de meeste vooraanstaande burgers van Londen, echt een duidelijk voorbeeld van een goed karakter en buitengewoon op u gesteld; ik twijfel er niet aan dat zijn roemrijke naam u al eerder ter ore is gekomen. Je kunt geen prettiger, innemender en geestiger man vinden, verzeker ik u, of je zelfs voorstellen dat die bestaat. Zijn buitengewoon verzorgde stijl, zinsbouw, woordkeus en vloeiende verloop van de gedachten worden door iedereen volmondig geprezen, evenzeer als men zijn spitsheid en het verfijnde Latijn dat hij spreekt, bewondert: een en al vriendelijkheid, vrolijkheid, gevatheid en souplesse. Ik ben namelijk die man volledig en voor altijd toegewijd, goedgunstige bisschop, ik heb me aan hem toegewezen en me bij hem ingedrongen. Ik kom dikwijls tot rust in zijn heerlijke gezelschap zoals wanneer men logeert in een prachtige omgeving. | |
[pagina 277]
| |
Door zijn vriendelijkheid is hij genegen mij te bezoeken en ontvangen. En zo is er geen enkele ontmoeting waar ik niet geleerder en hem meer genegen vandaan ga. Deze zeergeleerde man feliciteert u van ganser harte met uw waardigheid die met goede voortekens is omgeven. Rest me nog u te smeken en te bidden om me een van uw hemelse brieven waardig te achten. Als ik dat van u gedaan krijg, ben ik de gelukkigste man op aarde. Vaarwel, en mijn beste wensen, stralend licht onder de geleerden, wees toegevend als u de dwaasheden van uw Niccolò leest en laat me altijd bij u aanbevolen blijven. Londen, 22 april 1517 |
|