De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd573 Van Cornelis Batt
| |
[pagina 273]
| |
niet vanwege enige verdienste (helaas!) van mijn kant, maar vanwege de dierbare herinnering aan mijn vader Jacob Batt, die tijdens zijn leven niet de minste was onder uw vrienden. Als ik daarom, als uitdrukking van mijn, u een verslag stuur van mijn tegenwoordige omstandigheden, vertrouw ik erop dat u dat goed zult opnemen en niet een man in de steek zult laten die u eens onder uw hoede nam. Op de eerste plaats dan, ik bezorgde de brieven die u mij in Londen gafGa naar voetnoot1. op de juiste adressen, afgezien van een brief aan Johann Reuchlin die ik meegaf aan Franz,Ga naar voetnoot2. de boekhandelaar. Uw vriend, Jan van Borselen,Ga naar voetnoot3. toonde me zijn welwillendheid als gevolg van uw aanbeveling. De heer van VeereGa naar voetnoot4. gaf me geen cent, maar enige weldadigheid van zijn kant blijft in mijn gedachten. En zo vertrok ik in diezelfde tijd, aangezien ik verder niets van die van Veere te verwachten had, naar Groningen in Friesland, op suggestie van een zekere Jan van Brecht,Ga naar voetnoot5. hoofdmeester van de school in Antwerpen, iemand die me steunt, een beter en succesvoller plan dan mijn vroegere reis naar Engeland. Dezelfde man gaf me aanbevelingsbrieven mee voor bepaalde mensen in Groningen. Daar werd ik aangesteld als hulponderwijzer aan de school en ik kan nu gemakkelijk aan de kost komen. Ik woon namelijk bij een vooraanstaande burger die in mijn onderhoud voorziet in ruil voor privéonderwijs voor zijn zonen. Ik ontvang ook lesgeld van de Groningse jeugd uit de zevende klas, waarvan het meeste heengaat aan kleding, zodat ik weinig hoop heb te kunnen sparen. En zo verwacht ik geen grote vooruitgang behalve misschien een eenvoudig priesterambt. Dit is het derde jaar dat ik op deze wijze in Friesland doorbreng. Daarom wilde ik u, voortreffelijke beschermheer, dringend vragen om zo vriendelijk te zijn, als u mij in uw omgeving zonder al te veel moeite of nadeel voor u vooruit kunt helpen - want u kent mijn capaciteiten en weet waarvoor ik geschikt ben -, me te schrijven. Want als u het goedvindt zal ik terugkeren en dat met des te meer genoegen omdat ik hoorde dat u van plan bent in Brabant, mijn geboorteland, te blijven, maar ook omdat we hier niet weten of er oorlog zal uitbreken. Als u echter vindt dat ik hier moet blijven, laat u dan alstublieft niet na uw Batt iets te schrijven. Uw brief immers zal me liever zijn dan vele goudstukken; hierdoor zal ik me immers gelukkig achten en menen dat u recht doet aan de vriendschap met mijn vader. En mocht u een brief schrijven, dan kunt u die afgeven bij Franz, de boekverkoper in Antwerpen, want ik heb geregeld dat Paul, de boekverkoper die deze | |
[pagina 274]
| |
brief aan Franz gaf, bij hem weer uw brief zal ophalen en hem hier bezorgen. Rest me u dank te zeggen voor alle weldaden, want ik kan u op dit ogenblik tot mijn grote verdriet niet terugbetalen. Wat kan ik doen? Als ik beloof dat ik uw lof zal uitbazuinen, hebt u een heraut die u niet past, bovendien bent u al wereldberoemd. Omdat ik toch mijn plicht wil vervullen als dankbaar mens, zal ik nooit ophouden de weldaden die mij bewezen te roemen: dat u mijn vader Jacob Batt tijdens zijn leven zo liefhad dat u na zijn dood al uw weldaden op mij, zijn zoon, hebt overgedragen, niet omdat u dat verschuldigd was, maar uit liefde voor God en uit medelijden met het menselijk bestaan en ook om de herinnering aan de wederzijdse genegenheid die er tussen u bestond - en zo genereus dat u voor hem nooit meer deed dan voor mij. Mijn vrienden in Leuven kunnen getuigen van de goudstukken die u me zo gul gaf. Toen ik als gevolg van een dwaze ingeving naar Engeland kwam, verachtte u me niet, integendeel, u stuurde me terug naar huis met een ruim reisgeld en vele brieven. Maar ik zeg hierover niets meer, want ik weet dat u een behoorlijke hekel hebt aan die opsomming van uw weldaden en u liever alleen voor uzelf weet goede daden verricht te hebben. En daarom, in ruil voor alle weldaden zal ik nooit vergeten, zo lang mijn ogen open zijn, de goede en almachtige God te bidden, onwaardige zondaar die ik ben, om voorspoed bij uw werk, een lang leven waarin u velen tot voordeel kunt zijn, en de overwinning van al uw rivalen. Vaarwel, uit Groningen 22 april 1517 De bovengenoemde, uw gunsteling |
|