De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd572 Van Cuthbert Tunstall
| |
[pagina 271]
| |
man, deels om jouw belofte in te lossen. Maar je beloofde misschien dat ik in goud zou betalen, waar ik met moeite kopergeld kon neertellen. Hij moet me dit echter niet euvel duiden, aangezien dat het enige geld is dat ik uit mijn kistje kon nemen. Ik voorzie dan ook dat je krediet bij Budé een gevoelige knauw zal krijgen, omdat ik hem teleurstelde in zijn verwachting die hoog gespannen was door jouw brief. Thales van Milete zei dat men borgtocht moest mijden.Ga naar voetnoot2. Door deze ervaring wijs geworden zul je je niet zonder noodzaak als borg opdringen en eindelijk leren minder hoog op te geven van je vrienden. In je laatste brief vraag je mij raad over je vertrek naar Frankrijk waar, zo schrijf je, ik weet niet wat voor nieuwe vooruitzichten je tegemoet stralen. Ik stelde opzettelijk mijn antwoord uit in de hoop je mijn mening mondeling te kunnen geven. Maar je was de dag voordat ik hier aankwam vertrokken. Ik ben hier al meer dan dertig dagen vanwege het paasfeest, voortdurend op het punt van verblijfplaats te veranderen, want ik speel een komedie in de levendige stijl, niet in de rustige stijl zoals ik in Brussel gewend was. Vergeef me dus dat ik je niet verwittigde van mijn komst waarvan ik zelf niet wist tot de dag voorafgaand aan die waarop men me beval hierheen te gaan. Onmiddellijk bij het afstijgen gaf ik een van mijn dienaren opdracht jou te zoeken in de hele stad en niet terug te keren voordat hij je had gevonden. Hij bracht mij de moeilijk te verteren boodschap van onze vriend Pieter Gillis dat je de dag tevoren was weggegaan, maar dat je naar men hoopte spoedig terug zou zijn. Zes dagen later hoor ik van kooplieden uit ons land dat je naar Engeland was overgestoken en dat ze je hadden gezien in Dover bij het verlaten van het schip. Nu de hoop je spoedig te ontmoeten me is ontnomen, zal ik op afstand kort aanduiden wat ik besloten had je persoonlijk te zeggen. Mijn beste Erasmus, ik denk evenzeer aan jouw belangen als aan die van mij en indien zich een of andere positie aandient die je verdient, meen ik dat je daar niet aan voorbij mag gaan. Maar in Godsnaam, wat voor reële vooruitzichten kunnen er voor jou in Frankrijk zijn wanneer de aanhangers van de humaniora daar amper een mecenas kunnen vinden? Budé zelf, het sieraad van zijn vaderland, betreurt dat in zijn geschriften in hoge mate. In dat land staat de krijgskunst in hoge ere, en een van de grondregels daarvan als het ware bij de Fransen is (zoals nu gebruikelijk is) dat iemand in krijgsdienst geen kennis heeft van de letteren of die kennis verbergt om niet vaardiger met de tong dan met het zwaard te lijken. Wat de theologie van de Sorbonne betreft, je weet zelf hoeveel achting de geleerden daar genieten. Maar, zeg je, een vriend schreef je op bevel van de koning. Ik vraag je, heeft hij soms meer invloed op de koning van Frankrijk dan een zeker iemand, | |
[pagina 272]
| |
wiens naam me niet te binnen schiet, heeft op jullie vorst? - je weet waarop ik doel.Ga naar voetnoot3. Uit je brief kon ik niet echt duidelijk opmaken waarop die hoop berust. Ik ben een beetje bang dat je vrienden in Frankrijk, die je graag willen zien, om de verleiding groter te maken, het bevel van de koning bij het schrijven overdreven en van een mug een olifant maakten. Bovendien heb ik het volgende overwogen. Ik hoorde je dikwijls zeggen dat de lucht van Frankrijk, hoe mild die ook is, niet goed voor je gezondheid was en een bedreiging daarvan. En nu vertrouw je je op jouw leeftijd toe aan een streek die je in de bloei van je jeugd amper kon verdragen? Het lijkt mij beter de rest van je leven door te brengen óf in je geboorteland óf in een ander land dat je even goed bevalt omdat het je vertrouwd is, dan ten koste van je gezondheid naar een ander land te gaan om nieuwe vooruitzichten na te jagen. Het kan Erasmus niet aan vrienden en niet aan geld ontbreken. Ziedaar, mijn mening die ik je liever persoonlijk en uitvoeriger had verteld. Maar omdat ik het nu tamelijk druk heb, meende ik je, hoe kort ook, te moeten schrijven, zodat ik niet door te zwijgen een vriend lijk te negeren die me om raad vraagt. Vaarwel. Antwerpen 22 april |
|