565 Van Pierre Barbier
Brussel, 3 april 1517
Pierre Barbier aan de heer Erasmus, gegroet
Gegroet, zeergeleerde Erasmus. Ik heb enige dagen geleden twee brieven van je ontvangen en misschien vind je dat ik wel wat erg laat reageer. Maar dat komt omdat het moeilijk is mijn meesterGa naar voetnoot1. te spreken te krijgen en omdat ik ook zelf een paar dagen afwezig ben geweest. GuyGa naar voetnoot2. en ik vonden het heel aangenaam dat je een keer hier was, maar nog veel aangenamer voor ons was het dat jij, ook al kon je jammer genoeg niet blijven, bent genezen en in die paar dagen zoveel per brief hebt kunnen afhandelen. Het was voor ons een genot je dagelijks te zien, met je te lachen en dikwijls aan je geleerde lippen te hangen, maar dat maakten alleen wij mee. Maar dat je nu de wind in de zeilen hebt, kan niemand mishagen en is voor iedereen nuttig. Bovendien hebben we veel liever dat je hier niet bent en het goed maakt, dan dat je hier wel bent en het slecht maakt. Ik heb met onze doorluchtige heer gesproken over het zenden van het nieuwe jaargeld met Pasen.Ga naar voetnoot3. Zijn antwoord overtuigde mij ervan dat je een uitstel tot PinksterenGa naar voetnoot4. wel zou willen aanvaarden, ‘want het is de gewoonte,’ zei hij, ‘de jaargelden alleen aan het eind van het jaar te betalen.’ Maar dan zal men je ook niet weigeren het vastgestelde geld van anderhalf jaar uit te betalen.
Voor de werken van Hieronymus zal ik je onmiddellijk geld sturen, zodra je ze hebt gestuurd, ook al heb ik ze dan nog niet ontvangen. Als je de Lof der zotheid tegelijk met de Hieronymus stuurt, zal ik meteen het geld met het andere meesturen. Guy doet je zijn hartelijke groeten en ook mijn broer.Ga naar voetnoot5. Doe ook alsjeblieft de groeten aan Pieter Gillis, je vriendelijke gastheer wiens honingzoete gezelschap je weer heeft doen opleven. En moge het jou intussen, zeergeleerde Erasmus, goed gaan.
Brussel 3 april 1516