De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd562 Van Johann Reuchlin
| |
[pagina 248]
| |
de vijl van een Erasmus nodig heeft. Hoe weinig welbespraakt, ik kon het niet laten zelfs deze barbaarse voortbrengselen van een Zwaab aan te bieden aan de grote beschermer van de muzen aan wie alle schrijvers van onze tijd hun werken zonder onderscheid opdragen. Wat de heilige prelaat en hogepriester van de hoogste letteren, de bisschop van Rochester,Ga naar voetnoot3. betreft: ik wil dat je goed beseft dat ik, zoals gepast is, niet alleen diep respect voor hem heb, maar ook een grote genegenheid. Ik ben echter bang voor zoveel lof en, alsjeblieft, weerhoud hem ervan mij te willen zien. Je weet maar al te goed hoe een reputatie afbrokkelt bij nadere kennismaking. Als hij mij ooit in levende lijve ziet, mogen de goden verhoeden dat hij dan - zoals soms gebeurt - een afkeer van mij krijgt. Ik heb Thomas Anshelm opgedragen aan jullie beiden een exemplaar van mijn Cabalistica te sturen vanaf de beurs in maart,Ga naar voetnoot4. samen met deze brief van mij. Als je ze hebt ontvangen, houd dan een exemplaar voor jezelf als een herinnering aan mij, en stuur het andere met de nodige zorg naar de bisschop van Rochester zodat hij weet dat ik jouw aanbeveling niet ben vergeten. Ik vertrek weer, nog moe van de reis; daarom kan ik je nu niet uitvoeriger schrijven. Als ik weer thuis ben, zal ik mijn verzuim goedmaken, als God het toestaat, die jou moge behoeden. Het ga je goed. Deel deze zegenwensen van mij met de bisschop van Rochester. 27 maart 1517 |
|