De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd556 Van Beatus Rhenanus
| |
[pagina 238]
| |
vertelt hoe bijzonder dierbaar je koning Karel bent, hoe die ridders met de halsketenGa naar voetnoot1. tegen je opzien, hoe de rest van de schare hovelingen je gehoorzaamt, kortom hoe ieder afzonderlijk je vereert naar de mate waarin hij zich op de deugd toelegt of thuis is in de letteren. En ik hoop dan ook dat we spoedig zullen zien dat jij die met zoveel onverdroten arbeid en doorwaakte nachten tot op heden de juiste studie van de letteren bevorderde - en zo uitmuntend -, binnenkort zult worden bekleed met gezag. Want als Karel de wetenschap wil begunstigen, kan hij dan een duidelijker bewijs geven van zijn goede wil dan door jou te verheffen tot een of andere waardigheid? Er is zoveel geleerdheid in jou, zoveel welsprekendheid, zoveel inzicht dat wij die weliswaar kunnen bewonderen, wij allen die waar ter wereld die renbaan doorlopen, maar geen van ons die tot nu toe heeft geëvenaard en misschien wel niemand die zal evenaren. Zo bedacht paus Leo onlangs Marcus Musurus met een aartsbisdom, de edelmoedigste heerser de geleerdste man. Verder houdt Christoph, de bisschop van Bazel,Ga naar voetnoot2. niet op buitengewoon gunstig over je geschriften te oordelen en je op de meest eervolle wijze te prijzen. De geleerden houden van je, iedereen kijkt tegen je op. De Muze zelf, zoals men zegt, leeft weer;Ga naar voetnoot3. iedereen doet aan Grieks. Rudolf van Hallwyl, edel van geest en geboorte en custos van de kathedraal hier, keert terug naar de schoolbanken om de grondbeginselen van het Grieks te leren; hij is, als ik me niet vergis, over de vijfenvijftig. Onze vriend VolaganiusGa naar voetnoot4. zal volgende maand drie delen publiceren van zijn Grondbeginselen van de Hebreeuwse taal. Froben heeft deze winter zestien delen gedrukt van de Lectiones antiquae van een zekere Caelius.Ga naar voetnoot5. Als er enige geleerdheid in zit, dan is dat te danken aan de schrijvers waaruit hij bijeenraapte, want zelf heeft hij een weinig gelukkig oordeel en wat de stijl betreft: die is noch volwassen, noch helemaal gezond. Dat tonen zijn onbenullige voorwoorden, het enige wat ik gelezen heb. Je hebt de man in Pavia gezien, want hij gaf daar lange tijd privélessen, maar hij was toen nog onbekend. Hoeveel te meer zijn jij en Rudolf Agricola vergeleken bij hem meer dan Cicero, Lysias, Demosthenes! Maar eigenlijk vergeleken met iedereen! Hutten schreef me onlangs vanuit Bologna. Mijn vader en leraar, ik wens dat u altijd in goede gezondheid en onder gelukkige omstandigheden leeft. Groet John Smith, een voortreffelijke jongeman. Beveel me aan bij de heer | |
[pagina 239]
| |
Van Dorp en Pieter Gillis, de secretaris van Antwerpen. Ik stuurde je het gedicht van Philippus Melanchthon,Ga naar voetnoot6. die in alle opzichten geleerde jongeman. Vaarwel, zeer welsprekende heer, en laat uw Beatus in uw gunst aanbevolen blijven. Bazel, 22 maart 1517 |
|