De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd535 Aan François Deloynes
| |
[pagina 208]
| |
lingen of in ieder geval voor sommige vettige en van elke kunstzin verstoken theologen die vroeger tevergeefs hun toevlucht moesten zoeken bij de leveranciers van de Catholicon of de Mammotrectus alsof die het orakel van Apollo waren.Ga naar voetnoot4. Ik probeerde enig licht te brengen in hun Cimmerische duisternissen.Ga naar voetnoot5. Waarom moesten jullie, leiders van edelen en patriciërs, je zo nodig scharen aan een volksbanket? Ik bereidde die groente niet voor jullie gehemelte. Ik zie, ik zie hoeveel meer zorg ik voortaan aan mijn werken moet besteden, als ik ooit nog wat uitgeef. Toen ik, een paar maanden geleden, je naam liet vallen bij Colet, herkende hij de naam Deloynes onmiddellijk en hij leek zich te verlustigen in de herinnering aan een oude vriendschap. Het was erg charmant van Nicolas Bérault in zijn onderschrift de vriendengift te memoreren. Want ik herinner me dat ik, toen ik vroeger in Orléans was op weg naar Italië, van zijn gastvrijheid gebruik maakte en enige dagen bij hem een gul en gastvrij onthaal vond. Zelfs nu verbeeld ik me dat ik die precieze duidelijke en vlotte spraak, die zacht- en zoetklinkende stem, die parate en vloeiende woordenschat te horen, en dat vriendelijke van welwillendheid stralende gezicht zonder enige arrogantie te zien en zijn elegante, aangepaste, gemakkelijke omgangsvormen zonder enige zwaarwichtigheid. Hij bood me, bij mijn vertrek, zelfs een zijden hemd aan als afscheidsgeschenk en ik kon nauwelijks van hem gedaan krijgen het te mogen weigeren. Ik erken dus gaarne dit symbool van vriendschap en aanvaard met blijdschap zijn goede wensen en geef ze met veel rente terug. Als je klaagt dat deze brief weinig uitvoerig is, zorg dan dat je de brief leest die ik aan Budé stuurde en dan zal het klagen je vergaan; want nu de wet is aanvaard dat onder vrienden alles gemeenschappelijk is, moet je aannemen dat wat ik hem aan brieven schrijf, ook voor jou bestemd is. Vaarwel, onvergelijkelijke beschermer, en groet Ruzé hartelijk uit mijn naam. Antwerpen, 21 februari 1516 |
|