De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
534 Aan Guillaume Budé
| |
[pagina 205]
| |
je even waarachtig als beeldend hebt geportretteerd in je brief, al indringend met me gesproken. Het zou veel tijd kosten in een brief neer te leggen, zoals wanneer men een adviseur raadpleegt, welke argumenten ervoor spreken en welke ertegen. Ik zie wel welke raad jij mij geeft, en naar mijn oordeel zal die gelukkiger zijn omdat hij me gegeven wordt door een niet alleen wijs, maar ook liefhebbend man. Want zo er ooit gelegenheid is het Griekse spreekwoord toe te passen dat zegt dat cadeaus van vijanden geen cadeaus zijn,Ga naar voetnoot5. dan is het wel op het gebied van raadgevingen. Maar erkennend dat ik jullie allen, en vooral de genereuze en beste koning veel verschuldigd ben, moet ik zeggen dat ik op het ogenblik geen definitief antwoord kan geven voordat ik beraadslaagd heb met de kanselier van Bourgondië,Ga naar voetnoot6. die op het ogenblik naar Kamerijk vertrekt. Terwijl ik deze zaak ondertussen zelf zorgvuldig overweeg en de mening van mijn vrienden peil, zal hij wel zijn teruggekomen, naar ik hoop, en zodra ik weet wat hij er van denkt, zal ik je in alle oprechtheid op de hoogte brengen. Laat ik het voor het ogenblik hierop houden: Frankrijk is me altijd om verschillende redenen dierbaar geweest, maar het is vooral nu aantrekkelijk, omdat het Budé bezit. Daarom kun je me er ook niet van vervreemden en - zoals je zegt - als vreemdeling beschouwen. Want als wij de geografen mogen geloven, behoort ook Holland aan Frankrijk.Ga naar voetnoot7. Jij hebt me op een gelukkige omstandigheid gewezen waarover ik mezelf al vaak heb verwonderd: of het nu een lotsbestemming is of louter toeval, maar de stam der Willems boezemt mij veel sympathie in. Vroeger, toen ik nog amper tien jaar was, hield ik veel van een Willem, mijn speelgenootje. Toen ik vijftien was hechtte ik me zozeer aan een andere Willem, dat hij mij dierbaarder was dan mijzelf. Willem Hermans volgde hem op, een geleerde persoon van wie je misschien wel de oden hebt gelezen; na hem was het William Mountjoy, mijn eeuwige en trouwe mecenas. Daarna William Latimer, die niet onderdoet in kennis van beide talen voor Linacre, een ware theoloog, dat wil zeggen zowel heel integer als geleerd, en die me bijzonder is toegedaan. Dan is er nog William Grocyn wiens brief, gevoegd bij De sphaera van Proclus,Ga naar voetnoot8. in jouw bezit is. En hoeveel Willems is William, de aartsbisschop van Canterbury,Ga naar voetnoot9. alleen al waard. Bovendien voel ik voor Guil- | |
[pagina 206]
| |
laume Cop een zo grote genegenheid dat ik alleen al bij het noemen van zijn naam me beter voel. Over jou zal ik maar weinig zeggen in je aanwezigheid. Maar ik ben rijker dan ik dacht. Ik wist niet hoezeer de beroemde theoloog wiens naam op aller lippen ligt, Guillaume, klein van achternaam,Ga naar voetnoot10. maar heel groot in al zijn deugden, op mij is gesteld. Wacht even, ik ben nog niet door al mijn Willems heen. In Bazel is er nog Wilhelm Nesen, vurig voorstander van de schone letteren en mij zo toegewijd dat ik hem met het volste recht mijn Pylades kan noemen. Hij zal niet aarzelen voor zijn vriend Erasmus alles over te hebben, zelfs met gevaar voor zijn leven. Van jullie ambassadeur vernam ik dat Paolo Emilio eindelijk zijn geschiedenis van Frankrijk publiceert. Het werk kan alleen maar volmaakt zijn, aangezien de afwerking niet minder dan twintig jaar vroeg van een man die even geleerd als ijverig is. Als je nog geen gelegenheid had om de Utopia van Thomas More te lezen, schaf het dan aan en betreur niet de tijd die je eraan besteedt, want je zult geen spijt krijgen van de genomen moeite. Ik kan niet zeggen hoe blij ik ben dat de werken van Thomas Linacre binnenkort de drukkerij van Bade zullen verlaten.Ga naar voetnoot11. Van hem verwacht ik slechts iets wat in alle opzichten volmaakt is. Grote God, wat voor een eeuw zie ik binnenkort werkelijkheid worden! Kon ik maar opnieuw jong worden! Mijn gastheer, Pieter Gillis, bewonderaar en uiterst deskundige van de schone letteren, en vooral een aanhanger van jou, vroeg mij je zijn groeten over te brengen. Hij schreef eigenhandig die uitbundige briefGa naar voetnoot12. over, terwijl hij toch drukbezet was, omdat ik geen tijd had hem te kopiëren en ik een van mijn bedienden naar Leuven had gestuurd en de andere pijn aan zijn ogen had. Vaarwel. Antwerpen, 21 februari 1516 Keizer Maximiliaan ontrukte ons de heer Cuthbert Tunstall. Nu hij door de keizer tot onderhandelaar is benoemd en men zijn opvolgerGa naar voetnoot13. heeft gestuurd om zijn functies uit te oefenen bij onze prins Karel, kan hij niet meer lang op dezelfde plaats verblijven. Dat soort leven zou mij best bevallen, als mijn bibliotheek me zou vergezellen, waarheen ik ook maar ging. Als | |
[pagina 207]
| |
hij hierheen komt, zal ik hem mondeling, zo niet, via een briefGa naar voetnoot14. oproepen jou te schrijven. Nogmaals vaarwel. |
|