De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
andere mensen lenigt en wegneemt, bij jou door je bijzondere wijsheid al lang tot rust is gekomen. Wat mij betreft, ziekte, meerdere studies die ik onder handen heb, mijn talrijke verhuizingen, hebben mij aan alle kanten zo afgeleid dat ik amper mezelf ben. Maar onder al die drukte vergat ik toch nooit Clava, de oprechte voorvechter van de letteren, natuurlijk omdat hij zelf zo belezen is. Ik heb je dan ook een of twee keer geschreven. Ik vind het goed dat onze vriend RobertGa naar voetnoot1. zich in meerdere technieken bekwaamt; ik denk dat hij door van alles te proberen ten slotte uiteindelijk zal slagen. Hij stuurde mij geen brief, maar, in zijn eigen woorden, een tragedie, een Ilias van alle ellende, maar die kruidde hij zelf met bijzonder komische invallen. Maar mij is nog niet duidelijk aan wie van beiden ik iets te verwijten heb, aan hem die mij zo vijandig aan de kaak stelde, of aan degene die mij in het openbaar bij het volk al te uitbundig prees, dat wil zeggen me belachelijk en gehaat maakte. Niets immers wekt bij de mensen zulke scherpe prikkels van afgunst op als wanneer je iemand buitenmatig prijst. Wij verdragen dat niet bij de meest vooraanstaande mensen wier kwaliteiten hen moesten vrijwaren van afgunst, en des te minder is het verwonderlijk als men het niet verdraagt bij mij, zelfs onder de middelmaat. Ja, dat die gastheer zo tegen mij tekeer ging, heb ik te wijten aan die heraut van me. ‘Lof ontijdig uitgedeeld verschilt niet van haat.’Ga naar voetnoot2. Waarom moest je je zo nodig met dergelijke nonsens bezighouden, terwijl je toch wat beters te doen hebt? Ik zat echt niet te wachten op je verslag van wat dezen en genen allemaal tegen elkaar uitbraakten. Volgens de dichters valt zelfs Jupiter niet bij iedereen in de smaak, of het nu regent of mooi weer is. Ik heb echter gedaan wat ik kon en zal in de toekomst nog meer doen om het iedereen naar de zin te maken. Ondertussen troost ik me met mijn oprechte geweten en ook daarmee dat de beste mensen me in ieder geval steunen en misschien dat ik bij iedereen in de smaak zal vallen als mijn dood de jaloezie tot rust heeft gebracht. Zodra je de Utopia van More zult lezen, zul je je in een andere wereld wanen, zo nieuw is alles. Ik ben niet bezorgd over de oogst, zolang mijn uitgaven mijn inkomsten niet te boven gaan. Ik heb voldoende voor mijn geestesrust en voor het leven dat ik leid. En dat leven zal spoedig voorbij zijn. Verder zal ik graag de last van de roem van me afgooien en naar het gezegde van Epicurus ga ik al bijna daarheen waar ik in het verborgene kan leven. Maar wacht eens, ik verwacht van jou een brief, half in het Grieks, nu je al voor het derde jaar met Grieks bezig bent. Doe De Keysere mijn hartelijke groeten. De kanselierGa naar voetnoot3. is je oprecht genegen. | |
[pagina 184]
| |
Vaarwel, vanuit Antwerpen |
|