De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd512 Aan John Watson
| |
[pagina 155]
| |
velen. Mijn beste John, ik waardeer je houding bijzonder: je bent zo goed thuis in de labyrinten van de scotistenGa naar voetnoot2. en toch veracht je deze simpele en weinig subtiele zaken niet; je geeft tegelijk aan deze filosofen voldoening en behoud niettemin je vrije oordeel. Het past bij jouw karakter, zo religieus en toch vrij van iedere kwezelarij, zo vriendelijk en toch zonder trivialiteit, zo strikt en toch zonder strengheid. Maar laat ik ophouden, want anders denk je dat dit niet een huldeblijk is maar dat ik je in je eigen munt terugbetaal. Peter Falck, een man van veel gezag in zijn land, schreef na zijn terugkeer veel over twee Engelsen van wie hij de namen, denk ik, was vergeten. Hij raakte meteen een gevoelige snaar: Aha, dacht ik, dat is mijn vriend Watson, want ik had gehoord van je vertrek. Ik was al te paard gestegen om naar Canterbury te gaan en zie, iemand kondigt aan dat de bisschop van Rochester,Ga naar voetnoot3. de kanselier van jullie college,Ga naar voetnoot4. op dezelfde dag in Londen zal zijn. Terwijl ik op hem wachtte van dag op dag, verspilde ik een paar dagen in Londen. Je brief is pas na enige maanden bij mij terechtgekomen. Je vraagt van mij een overzicht van mijn werken: wel, Adriaan van Baerland, een man met een aardig verstand en een aangename spreker, heeft het al, buiten mijn weten, samengesteld; ik stuur je dus zijn brief mee. Groet al mijn vrienden bij naam, ook al doe ik dat zelf niet. Vaarwel, aardigste van mijn vrienden. Brussel, 13 januari 1516 |
|