505 Aan Andrea Ammonio
[Brussel] 29 december 1516
Erasmus aan zijn vriend Ammonio, gegroet
Mijn allervriendelijkste Ammonio, in naam van jouw voorspoed en mijn misère - en mogen de goden beschikken dat de eerste voor jou eeuwig en de tweede voor mij lichter te verdragen is -, dring er in je brief aan WorchesterGa naar voetnoot1. op aan dat hij onze zaakGa naar voetnoot2. zo snel mogelijk ten einde brengt en wel volgens het ontwerp dat hierheen gestuurd is, als hij meent Leo niet verder te moeten storen; als die klus geklaard is, zal de rest vanzelf volgen. Bijna alle vooraanstaanden van dit hof, en vooral de kanselierGa naar voetnoot3. en de koning zelfGa naar voetnoot4. zijn mij goed gezind.
Ik hoor dat ik weet niet welke theologen erop uit zijn dat, via een openbaar mandaat, het onderzoek van mijn geschriften wordt overgedragen aan de universiteit van Leuven en van haar zuster Keulen. Als dat doorgaat hebben zij ten eerste voor twee jaar werk en vervolgens zal men het onderzoek wel uitbesteden, want het vereist tegelijk kennis van de Griekse en Latijnse taal, die geen van beide universiteiten beheersen. Maar ik meen dat het een leeg ei zal zijn, want de beste mensen hier zijn op mijn hand en zelfs onder de theologen hebben de belangrijkste het beste met mij voor.
X.Ga naar voetnoot5. begint zich belachelijk te maken, maar ondertussen profiteert die praatjesmaker van zijn roem, want voordien had bijna niemand in Leuven van hem gehoord.