500 Van Gerard Lister
Zwolle, december 1516.
Gerard Lister aan de heer Erasmus, gegroet
Ik heb Langenfeld,Ga naar voetnoot1. die je me aanbeval, zoveel ik kon geholpen bij de studie van de Griekse letteren, maar omdat deze hem weinig winst leken op te leveren of omdat het te veel tijd kostte, richtte hij zich op de wiskunde die hem, naar hij hoopt, meer profijt zal opleveren en het lijkt me dat hij daarin meer dan normale vorderingen heeft gemaakt. De paters hier en eigenlijk iedereen met een beetje ontwikkeling die zeer begaan zijn met je reputatie, vragen je dringend de al zo vaak beloofde commentaren te schrijven op de brieven van Paulus, en ze onverwijld te publiceren zodra ze geschreven zijn. Heer Erasmus, ik spreek in alle eerlijkheid: je zult zelf nauwelijks geloven wat een dienst je de kerk bewijst, dat wil zeggen aan iedere denkende christen, als je die boeken snel zou uitgeven. Ik voel dat zoveel mensen voor je gewonnen zijn en geïnspireerd door wat je schrijft, en nu toegewijd de Schrift en de christelijke levenswijze bestuderen en het kaf achter zich laten dat de varkens eten,Ga naar voetnoot2. ik bedoel de heidense schrijvers. Onder hen heb je zeker mij gewonnen voor Christus, als Christus door zijn genade mij garandeert dat ik niet van het pad afwijk dat ik heb uitgestippeld. De schoolzaken nemen me zo in beslag dat ik amper tijd heb om af en toe, met lange tussenpauzen, een boek te openen. Wanneer ik echter in staat ben me even los te rukken van die drukte, dan besteed ik die tijd aan het lezen van de evangelies en de brieven van Paulus.
Ik hoor van De Keysere dat Reuchlin zijn Ars cabalistica en Philosophia pythagorica laat drukken bij Thomas Anselm. Ik heb het zaad van het Grieks hier gezaaid met zo'n goed resultaat dat de jongens hun oefeningen al regelmatig in het Grieks schrijven. Wat me nog benauwt is dat ik nog niet in de positie verkeer die barbaarse logica weg te werpen - de barbaarse grammatica gooide ik al lang geleden weg. Wanneer een nederige vriend als ik je in enige mate van dienst kan zijn, behandel me dan als een toegewijd dienaar. Je kent mijn gevoelens. Vaarwel.
Van Zwolle
Het is vreemd, heer Erasmus, en toch volmaakt waar: geen nacht gaat voorbij zonder dat ik me in jouw gezelschap bevind. We waren vorige nacht allemaal samen in Bazel, als ik je zelfs mijn dromen mag vertellen. Zo diep is Erasmus verankerd in het hart van Lister.