De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd498 Van Andrea Ammonio
| |
[pagina 138]
| |
de dit tot nu toe niet opsturen, vrezend, wat het geval is, dat het niet aan onze verlangens zou voldoen. Ook stuurde hij me een kopie om het, als wij het ermee eens zijn, aan hem terug te sturen, maar als wij nog andere wensen hebben, spoort hij je aan de paus weer zorgvuldig te schrijven en belooft hij je brief met zijn verzoeken te begeleiden. Ik raad je aan die brief te schrijven en een andere aan Worchester in de vorm die je het geschiktst vindt. Je ontvangt met deze brief de kopie waarover ik sprak en je zult daarin zien wat er naar mijn mening moet worden bijgevoegd. Ik wilde Sixtinus raadplegen die op mijn verzoek hierheen kwam. Aangezien ik toen geen tijd voor hem kon vrijmaken, gaf ik toen alleen aan waarom ik hem had geroepen en vroeg hem een andere keer te komen. Hij beloofde dat, maar ik denk dat hij door allerlei belangrijke zaken is opgehouden. Later kwam het bij me op dat ik gerust aan jou kon overlaten om zelf over deze zaak en je belangen te spreken of je te verlaten op het oordeel van wie je maar wilt. Wanneer je echter hebt toegevoegd of weggelaten wat je goeddunkt, maak dan een mooie kopie van de tekst die je uiteindelijke voorkeur heeft en stuur die naar de bisschop van Worchester in Rome, samen met mijn brief aan hem waarin ik aangeef wat ik denk wat moet gebeuren. Maar denk erom de brief aan de Allerhoogste niet te vergeten en houd goede moed. Binnenkort zul je een gelukkig man zijn, want je geluk hangt af van iets wat binnen handbereik ligt. Op de brief van jouGa naar voetnoot2. die ik laatst van More kreeg heb ik weinig te antwoorden, behalve dat de passage over dat soort mensen geboren om hun buikjes goed te doen me aan het lachen maakte. Het verbaast me dat je erin slaagde dat tuig de mond te snoeren en dat ze genoeg zelfcontrole hadden om te blijven zwijgen. Wat onze vriend Tunstall betreft, die moet je niet helemaal voor jezelf opeisen; God weet dat ik erg bang ben hem te storen in zijn erg belangrijke zaken met mijn eigen onnozelheden; ik doe dus mijn uiterste best zo weinig mogelijk beslag te leggen op zijn tijd; voor mezelf kan ik altijd wel de tijd vinden me met de een of andere onbelangrijke zaak bezig te houden. Verder moet je maar, nu jij je tot mijn Aesculapius hebt benoemd, een mooie haan gereedhouden, die je me spoedig kunt offeren.Ga naar voetnoot3. Pas toch maar goed op je eigen gezondheid. 4 december, van Westminster Aan de zeer welbespraakte en geleerde Erasmus van Rotterdam dd |
|