De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593

491 Aan Pieter Gillis
Brussel, 18 november [1516]

Erasmus aan zijn vriend Pieter Gillis, gegroet

Alle goden, wat voor straf moet ik afsmeken over zulke slome mensen? Als Hieronymus nog niet is gebonden, zorg er dan op alle manieren voor die traagvoetigen aan te sporen. Als het wel gebeurd is, laat hem me dan zo snel mogelijk bezorgen. Pieter Eenoog^1. ligt misschien op bed, want ik hoor dat hij niet alleen beroofd, maar ook erg mishandeld is. Als dat waar is, betreur ik het lot van de man. Ik heb Colet al geschreven hem te helpen. Ook Tunstall betreurt het oprecht.

Ik wil je niet hierheen roepen als het je slecht uitkomt, maar als er een reden is om te komen, dan zal Tunstall je graag ontvangen en dan zul je zil-

1. Pieter Meghen.

[p. 112]

ver brengen en met goud teruggaan. Franz^2. heeft uitbetaald, zoals hij zegt, maar overigens ontkent hij dat hij zich borg gesteld heeft voor Pieter. Ik heb de wissel van Maruffo ontvangen, waarin hij de koers van de dukaten iets heeft verhoogd. Ik hoor dat Van Dorp eindelijk tot inkeer is gekomen. De Utopia is in handen van de drukker. Mijn beste wensen voor jou en je lieve vrouw; doe je beste vader de hartelijke groeten. Brussel, 18 november 1518

2. Franz Birckmann.