De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd490 Van Henricus Glareanus
| |
[pagina 111]
| |
dat weet ik, maar bij iets groots kan men een kleinigheid vergeven, bij iets kleins nooit. Daarom vind ik het bijzonder vervelend dat ik daar uitglijd waar ik geen vergiffenis, maar hoongelach verdiende. Maar jij bent zo vriendelijk en zo gemakkelijk te vermurwen dat je Glareanus ook deze fout zult vergeven. Ik smeek je echter het gedicht helemaal te verscheuren, in het vuur te werpen of te verbergen, aangezien het het daglicht niet verdient, tenzij Erasmus het met zijn vijl bijwerkt, maar ik wens dat je die aanwendt voor betere geschriften. Blijf ervan overtuigd, mijn dierbare Erasmus, dat ik overal je lof zing, je geschriften steeds weer bewonder, je grootheid overal prijs en vooral dat ik oprecht van je houd, hetgeen jouw verdienste is, allerchristelijkste man, omdat je me het ware christendom hebt onderwezen; daarvoor mijn dank die ik in mijn hart kan voelen, maar niet met mijn pen beschrijven. Tijdens de markt van Frankfort verwacht ik weer een brief van jou en ik zal je op de hoogte stellen van mijn zaken waarover ik nu, vanwege de weinige tijd, niets heb kan bedenken, laat staan iets over kan schrijven. Verder verkeer ik in goede gezondheid en ook met Rhetus,Ga naar voetnoot3. Oswald, Peter en ValentinGa naar voetnoot4. en al mijn leerlingen, bewonderaars van jou, gaat het goed en ze vragen me je hun groeten over te brengen. Maar laat het jou ook goed gaan. Bazel, 13 november |
|