De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
Erasmus aan ReuchlinToen ik deze brief klaar had om aan de eerste de beste bode mee te geven, bereikte mij in Antwerpen jouw brief, geschreven in juni, maar die ik nu, eind september, ontvang. Om hierop in het kort te antwoorden: het was zelfs mijn plicht, zeergeleerde Reuchlin, je in een brief dank te zeggen voor het manuscript - een van je dierbaarste bezittingen - dat je me hebt geleend. Het kwam echter door Froben die het werk terugstuurde zonder mij te waarschuwen. Ik ben er bijzonder blij mee dat mijn onbenulligheden door instemming van jou, een groot geleerde en een heel goed mens, worden gewaardeerd. Maar als je je eigen werk in vergelijking met het mijne minacht, dan ben je al te vriendelijk en al te bescheiden. En waarom betreur je je ongelukkige lot? Jij, die in die gelukkige eeuw Italië zag, toen Agricola, Poliziano, Ermolao,Ga naar voetnoot1. Pico er hun triomfen vierden, daar op allerlei gebied een gedegen opleiding genoot, bekend en bevriend was met zovele van onze grootste mannen, en ook nu zo geliefd en dierbaar bent aan de beste en geleerdste mannen dat je, als je hun vader was, hen niet dierbaarder kon zijn. De bisschop van RochesterGa naar voetnoot2. aanbidt je bijna. Je naam is heilig voor John Colet. Als zijn bediende je brief niet had zoek gemaakt, zou hij deze, zoals hij me zei, opbergen bij zijn heiligste relieken. Onlangs bezocht ik een erg oude kartuize bij Sint-Omaars, een stad in Artesië. De priorGa naar voetnoot3. ervan heeft, zonder hulp van een leraar, een opmerkelijke kennis van het Hebreeuws opgestoken uit jouw boeken en is je nu zo toegewijd dat hij zelfs je naam vereert. Toevallig had ik een brief van je bij me en zodra hij merkte dat jij die eigenhandig geschreven had, verzocht hij me met de meeste klem deze bij hem achter te laten terwijl hij hem met kussen overdekte. En het zijn niet weinig mensen die zo over je denken, Reuchlin. Ik prijs het in je dat je, tevreden met je eigen goedheid, de kwaadwilligheid van de mensen negeert. Goedheid zelf is zichzelf haar eigen uitbundige beloning. En als de huidige tijd dat niet inziet, dan zal het nageslacht het inzien, Christus ten slotte zal het inzien voor wie je al dat werk verzet hebt. Schrijf aan Colet, desnoods heel kort; op zijn leeftijd is hij nog begonnen aan het Grieks. Ook de bisschop van Rochester heeft goede vorderingen gemaakt. Nogmaals, vaarwel, geleerde Reuchlin. Antwerpen, 29 september, vanuit het huis van Pieter Gillis, secretaris van het stadsbestuur; als je iets naar dat adres stuurt, zal het mij gemakkelijk bereiken. |
|