470 Aan Jérôme Busleiden
Antwerpen, 28 september [1516]
Erasmus aan zijn vriend Busleiden, gegroet
Gebrek aan geld heeft me gedwongen mijn paarden te verkopen. Ik heb al mijn spaarpotjes omgekeerd om me te kleden en te wapenen tegen de komende winter. Ik heb geen zin naakt op een paard te zitten en ik heb geen geld om én goed gekleed te gaan én een paard te onderhouden. Ik heb wel bieders, maar de naderende winter maakt dat zij laag bieden. Ik wil je de paarden niet opdringen of bij je aanbevelen, maar als je denkt dat het je goed uitkomt, neem dan alletwee of een ervan over en stel dan een prijs vast naar je ervaring - of stel zelfs geen prijs vast. Zoniet, dan doe ik ze voor zoveel mogelijk van de hand, om mij niet arm te laten eten.
De kanselierGa naar voetnoot1. heeft mij in Brussel ontboden. Ik weet niet waarom. Als hij dat opnieuw doet zal ik erheen snellen. Zo niet, dan ga ik mijn koffers pakken en binnen zes dagen met alles wat ik heb naar Brussel verhuizen. Dat plan staat me steeds meer aan. Ik ben kort van stof, omdat ik je twee dagen geleden heb geschreven. Vaarwel, mijn geëerde Busleiden.
Antwerpen, daags voor Sint-MichaelGa naar voetnoot2.