469 Van Wilhelm Nesen
Frankfort, [september 1516]
Nesen aan de heer Erasmus, gegroet
Het spijt mij, en zelfs heel erg, dat de onsterfelijkheid, die jij alleen mij kon geven, en waar ik meer prijs op stel dan op tien goudhoudende rivieren als de Taag en de Pactolus en op al het andere wat deze bedrieglijke wereld bewondert, mij ontgaan is door toedoen van een of andere notoire windbuil.Ga naar voetnoot1. Je Lof der zotheid is nog niet gedrukt. Die stomme soldaten die Lotharingen binnenvielen toen jij vertrok, verhinderden dat, want daardoor kon Froben geen goed papier krijgen. Toch ligt het boek nu op de pers en wij zullen die nalatigheid met nog meer ijver goedmaken. In Frankfort was niets nieuws, behalve een zekere CaeliusGa naar voetnoot2. die in navolging van Plinius, zo moge het de goden behagen, een veelsoortig geschiedwerk heeft geschreven. Lachner stuurde je het volledige werk van Hieronymus in zevenvoud ten geschenke en gaf een deel ervan mee aan Franz,Ga naar voetnoot3. zodat je nu je eerdere Hieronymus, die je met je meenam, aanvult met het deel dat ontbrak en je nu de acht delen hebt.
Ik heb de Copia nog niet gezien, want ik heb je brief niet in Bazel, maar in Frankfort ontvangen. Je schrijft me dat die het werk van mij is. Hoezo van mij, mijn beste Erasmus, als dat werk mij, een man die in de letteren maar een zeer lage positie bekleedt, met geen enkele brief aan het begin erkent? Toch zal ik ervoor zorgen dat het zo zorgvuldig en snel mogelijk wordt gedrukt. Lachner smeekt je dringend om, als je iets nieuws aan het opzetten bent of je iets moet bijwerken, het hem te laten zien; hij zal je op enigerlei wijze daarvoor danken. Niemand kan jou natuurlijk voldoende dank betuigen want de natuur heeft alleen aan jou alles geschonken wat zij maar vermocht ten bewijze dat zij helemaal niet steriel en onvruchtbaar was maar nog iemand kan voortbrengen die niet de mindere is van de grote klassieke schrijvers. Het spijt me erg dat TheodorusGa naar voetnoot4. aan een andere windbuil is opgedragen; ik hoopte dat hij bij mij zou terugkomen, opgedragen aan Nesen, die misschien niet helemaal open, maar stellig niet helemaal kwaadaardig is. Maar ik hoop dat mijn vriend Erasmus mij op een andere wijze zal belonen.