De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdGlareanus aan de heer Erasmus, gegroetAls jij van iemand houdt, mijn dierbare Erasmus, omdat hij van jou houdt, dan moet jij wel erg veel van mij houden, want niemand is mij, dat kun je veilig aannemen, dierbaarder dan jij; en och, kon je eens in mijn hart kijken, zoals je me zo vaak van buiten hebt bekeken! Je zou dan, echt, een tweede Alcibiades zien, ja, iemand die Alcibiades verre overtreft, en wel zo ver als de liefde van Glareanus Alcibiades' liefde voor Socrates overtreft of zover mijn schuld aan jou die van Alcibiades aan Socrates te boven gaat. Het was geweldig je gedrag te leren van Socrates en je leven beter in te richten naar zijn instructies. Aan jou echter heb ik heel wat meer te danken en - naast eindeloos veel andere dingen - bovenal dat je me hebt geleerd inzicht te krijgen in Christus en niet alleen inzicht te krijgen, maar hem na te volgen, hem te vereren en lief te hebben. Had mij, een onbeduidend mannetje, iets nuttigers en waardevollers ten deel kunnen vallen? Daarom staan we zeer dicht bij elkaar en maken de weldaden die je mij hebt bewezen, het mij onmogelijk jou ooit te vergeten. Wat ik ook doe, jij bent aanwezig, het beeld van Erasmus speelt altijd voor mijn ogen en keert steeds weer terug. Ik slaap, ik eet niet zonder aan jou te denken, en in je afwezigheid spoor je me aan tot het goede, prikkel je de luiaard in me, onderwijs je mij in mijn onwetendheid. En dan denk je dat ik niet van je zou kunnen houden? Hoe zou ik dat kunnen? Je afwezigheid stemt mij triest, en ik denk niet dat iemand me dat kwalijk kan nemen, want wat kan mij zwaarder vallen? En ik zei al, je bent niet afwezig, maar je bent het natuurlijk wel. In wezen ben je niet afwezig, want je spreekt dagelijks tot me: en toch ben je het wel, want ik zie je niet en | |
[pagina 68]
| |
geniet niet van je heerlijke gesprekken; maar ook ben je aanwezig, omdat ik je hoor; want je spreekt met mij. Maar ik speel met woorden en nogal onnozel ook, omdat ik liefheb en ik doe dat met durf om dezelfde reden. Terwijl ik speel, schieten de tranen in mijn ogen omdat ik je liefheb, allerdierbaarste Erasmus. En wanneer ik je de allerdierbaarste noem terwijl anderen je met eindeloos veel andere titels overladen, eer ik je alleen met deze unieke titel. Wat voor zin heeft het je aan te spreken met ‘zeer geleerde, zeer welsprekende, zeer erudiete’ en veel andere namen, bedacht niet uit liefde, maar veelal uit vleierij? Geen daarvan past je beter of drukt je beter uit dan de titel die het dichtst bij Christus komt. Je leerde me niet zozeer te vertrouwen op welsprekendheid of geleerdheid, maar op de echte christelijke liefde. Daarvoor ben ik je niet alleen overvloedige, onsterflijke, ontzagwekkende dank verschuldigd - of wat die massa der geleerden verder aan zeslettergrepigen weet te gebruiken - maar die welke Christus jou toekent voor alles wat je voor mij hebt betekend. En nu het antwoord op je brief: je zegt dat ik zeker een positie kan verwerven als ik bij jou zou vertoeven. Werkelijk, het verdriet mij buitengewoon dat ik niet bij je kan zijn, maar ik heb een goede reden om dat uit te stellen. Mijn vaderland is in grote verwarring. De vrede met Frankrijk is nog niet geslotenGa naar voetnoot1. en het is onzeker of de koning van Engeland of Zijne Keizerlijke Hoogheid dwarsliggen. Afgezanten van Maximiliaan en ook van de Engelsen waren aanwezig en beloofden geen geld maar gouden bergen als wij, aan de Fransen verwant, geen verbond aangingen met de Fransen. Er zijn mensen die vermoeden dat niet het bevel van de koning van Engeland, maar de list van de keizer daar achter zit. Aldus hoop ik op vrede. Als die gesloten wordt, verwacht ik in Parijs een salaris van tweehonderd schilden jaarlijks. Bovendien heb ik bij me thuis dertig begaafde jongens die jaarlijks 120 schilden betalen, hoewel dat loon niet voldoende recht doet aan mijn inspanning. Ik vraag je, Erasmus, mijn dierbaarste vader, alleen maar dat jij, of de andere heren met wie ik misschien bevriend zou kunnen raken, het mij niet kwalijk nemen dat ik, zo vriendelijk uitgenodigd, niet kom opdagen. Want als er op de dag van PinksterenGa naar voetnoot2. nog geen vrede is met Frans i en jouw vorst - wat ik oprecht hoop - nog veilig en ongedeerd is, dan zal ik, bij Hercules, het risico nemen en naar jou toe snellen, zelfs midden door de vijandelijke linies heen. Ondertussen dringen mijn familieleden en vrienden er steeds op aan niet weg te gaan; ik beloof niets met zekerheid. Mountjoy zal mij altijd dierbaar zijn, zolang Erasmus me dierbaar is. Ik | |
[pagina 69]
| |
ben overtuigd dat hij een uitmuntend en buitengewoon man is, zowel door jouw geschriften als door een gesprek dat wij eens hadden over zijn verdiensten als een waar humanist. Baer was, toen je brief werd gebracht, niet aanwezig en wij hebben dus niets van kunnen vernemen. Na je vertrek gingen de sofisten zo tegen me tekeer dat zij mijn aankondigingen van de kerkdeuren scheurden en mij verboden een openbaar college over Seneca te geven. Ik heb dat, huns ondanks, toch gegeven, ik vrees niets van hen behalve dat ze Baer zouden meeslepen in hun overtuiging. Deze heeft zich om opspraak te vermijden niet erg in deze zaak gemengd, maar toen Erasmus hier was, was hij heel wat vriendelijker voor mij. Bijna had ik je mijn gedicht niet gestuurd aangezien ik het te jeugdig en onbevredigend vond voor een zo groot man of, als je dat te vleierig vindt, voor een zo grote vriend. Maar ik hoop dat je alles vernietigt; als ik die hoop niet had, zou ik die onnozelheden zelf in het vuur hebben gegooid. Ik heb echter nog een ander gedichtGa naar voetnoot3. gestuurd, dat ik over je vertrek schreef voor Oswald,Ga naar voetnoot4. een groot bewonderaar van jou en voor mij een geduchte AlcidesGa naar voetnoot5. tegen de sofisten. Ik bespreek daarin die strijd en ook je zeer welkome geschenk van de zonnewijzer. De goudsmid heeft de letters ‘Van Erasmus voor Glareanus’Ga naar voetnoot6. er prachtig ingegraveerd en hij was al die tijd in zijde gewikkeld. Ik heb het gedicht van Busche, dat mij erg bevalt, met de grootst mogelijke zorgvuldigheid overgeschreven, uit een gehavend boek. Ik vraag je het dus goed te bekijken. Oswald, RhetusGa naar voetnoot7. en al mijn leerlingen hebben je groeten dankbaar aanvaard en mij eenstemmig gevraagd ook hun groeten aan jou over te brengen en je veel geluk, gezondheid en een lang leven toe te wensen. Je hebt me gevraagd je uitvoerig te schrijven en dat heb ik gedaan, misschien met meer ijver dan succes. Wat kan ik anders doen? ‘Ik klets als de beste, spreken kan ik niet.’Ga naar voetnoot8. Vaarwel, dierbare Erasmus, mijn leidster, mijn sieraad. Bazel, vanuit mijn tredmolen, 5 september 1516 |
|