458 Van Reinier Snoy
Gouda, 1 september [1516]
Reinier van Gouda, arts, aan de heer Erasmus, gegroet
Gegroet, mijn Erasmus, moet ik zeggen de geleerdste van alle mensen of de meest welsprekende? Je hebt immers Venus en Athene, de schoonheid van stijl en de universele wijsheid zo met elkaar verzoend, dat iedereen jou terecht de prijs der welsprekendheid toekent. Ik wil met dit briefje even storen; je moet me dat met je gebruikelijke goedheid maar vergeven. Ik ben onder de leeglopers de enige die, ik weet niet door welk lot, in mijn schaarse vrije tijd en voor zover mijn andere bezigheden het toestaan, is begonnen aan een geschiedenis van Holland, en heb ze ondergebracht in 15 boeken.Ga naar voetnoot1. Maar in mijn eigen huis wonend ben ik me ervan bewust hoe weinig gereedschap ik heb voor woordkeus en welsprekendheid; ik ken mijn onkunde en daarom stop ik nu en berg het boek - naar de raad van HoratiusGa naar voetnoot2. - negen jaar op, wat naar mijn mening mijn faam alleen maar ten goede kan komen. Enkele fragmenten van onze vriend Willem Hermans, zo verknipt en fragmentarisch dat Oedipus zelf er niet uit zou komen, inspireerden me om dit nogal moeizame werk op me te nemen. Over Batavië schreef hij bijna niets. Het eerste boek van mijn geschiedenis geeft een beschrijving van Batavië, het tweede handelt over de oorsprong en de eerste bewoners ervan; het derde boek beschrijft de oorlog van de Bataven tegen de Romeinen, het vierde gaat van de overtocht van de Friezen naar Engeland - vanwaar Willibrord afkomstig is - tot aan de graven; het vijfde boek begint met de graven.
Ik schrijf je dit, zeer welsprekende man, zonder enige verder bedoeling en ik vraag je het welwillend op te vatten. Ik heb altijd de humanistische studies beoefend en van kindsbeen af voelde ik me met hart en ziel aangetrok-