De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
457 Aan Johann Reuchlin
| |
Erasmus aan zijn vriend Reuchlin, gegroetHet is mij onmogelijk in woorden uit te drukken hoe toegewijd de bisschop van Rochester,Ga naar voetnoot1. die grote hogepriester van de letteren en vroomheid, jou is en hoe hij jou vereert en in die mate dat hij, die vroeger Erasmus zo hoogachtte, hem nu bijna veracht uit bewondering voor Reuchlin. Dat vervult me niet met afgunst, integendeel, ik verheug me daar erg over en spoor zoveel ik kan het rennende paard aan. Hij schrijft me geen brief waarin hij niet in de meest eervolle termen over je spreekt - en hij schrijft er toch vele. Hij was van plan om zijn bisschoppelijk gewaad, dat wil zeggen de linnen toga die de bisschoppen in Engeland altijd, behalve op jacht, dragen, af te leggen en de zee over te steken en dat vooral om met jou te kunnen spreken. Zo dorst deze man ernaar je te ontmoeten en door jou onderwezen te worden. Hij heeft mij zelfs, toen ik me al naar het schip haastte, tien dagen bij zich gehouden om samen met mij over te steken. Er gebeurde echter iets dat hem van besluit deed veranderen, maar al stelde hij de zaak uit, zijn plan blijft onveranderd. Vlak voor mijn vertrek vroeg hij me dringend waarmee hij jou een genoegen kon doen. Ik antwoordde dat je fortuin niet van dien aard was dat je om geld verlegen zat, maar dat, als hij je een ring of een mantel of iets dergelijks zou sturen, of iets wat hij kon koesteren als herinnering aan de gever, dat zeer welkom zou zijn. Hij antwoordde dat het hem niets kon schelen wat het kostte, als het jou maar zou bevallen. Ik prees zijn instelling en veronderstel dat hij binnenkort naar je toe zal komen. Schrijf me ondertussen wat je het liefst wilt hebben; hij zal niet op de prijs kijken. Ik merkte dat hij heel graag die pennen van de Nijl zou willen hebben, waarvan je me er drie hebt gegeven. Als je er nog een paar hebt, zul je hem met niets anders een groter genoegen kunnen doen. Aarzel niet hem - en ook Colet | |
[pagina 57]
| |
- dikwijls met een brief te bedenken. Ze hebben allebei een heel hoge dunk van jou en beiden verdienen op hun beurt, ook al zou je niets tastbaars van hen hebben te verwachten, je genegenheid vanwege hun uitstekende karakters en hun verknochtheid aan jou. Op het ogenblik genieten zij een zeer groot aanzien bij hun landgenoten. Colet staat de koning zelfs zeer na en wordt toegelaten tot de ‘Privy Council’ zo vaak als hij maar wil. Paus Leo heeft de brief die jij in druk hebt gelezen,Ga naar voetnoot2. met zorg beantwoord; en met evenveel liefde als zorg. Hij voegde er een tweede breveGa naar voetnoot3. bij waarin hij me aanbeval bij de koning van Engeland en deed dit spontaan en niet in gewone bewoordingen. Hij voegde er letterlijk aan toe dat hij dit uit eigen wil deed en dat noch ik, noch iemand anders hem gevraagd had dat te doen. Beide kardinalenGa naar voetnoot4. hebben geantwoord. Maar die brieven zijn naar Duitsland gestuurd en naar Richard Pace, een buitengewoon geleerd man die nu als onderhandelaar bij de Zwitsers is. Ook de brieven van de paus heb ik pas gekregen toen ik in Engeland terug was. Had ik ze op tijd ontvangen, dan had ik misschien mijn Hieronymus aan Leo opgedragen. Amper terug in Brabant gaf de zeer illustere koning Karel me een zeer eervolle en zeer rijke prebende.Ga naar voetnoot5. Ik ben naar Engeland teruggekeerd om mijn mecenassen en oude vrienden te groeten. Ik heb ze met nog meer genegenheid voor me aangetroffen dan waarmee ik ze had achtergelaten. De aartsbisschopGa naar voetnoot6. had altijd al een grote genegenheid voor me, maar zijn oude interesse voor me is nu zo toegenomen dat men bijna zou denken dat hij me voordien niet goed gezind was. Hij heeft me van alles aangeboden; geld heb ik geweigerd. Toen ik vertrok gaf hij mij een paard en een zeer fraai bewerkte met goud ingelegde beker met deksel. Bovendien beloofde hij me zoveel geld als ik maar wilde in depot te geven bij de bankiers. Het Nieuwe Testament leverde me overal veel nieuwe vrienden op, hoewel sommigen luid protesteerden, vooral in het begin. Zij deden dat echter in mijn afwezigheid en het waren meestal mensen die mijn werk niet lezen en het niet zullen begrijpen als ze het wel doen. Schrijf me dikwijls, zeergeleerde Reuchlin. Alles wat je naar Antwerpen stuurt aan Pieter Gillis, de stadsklerk, zal mij zeker bereiken. Vaarwel, sieraad van ons Germanië. Als je de jonge PhilippGa naar voetnoot7. met een aanbevelingsbrief naar Rochester stuurt, zal men hem, geloof me, zeer vriendelijk behandelen en hij zal er fortuin | |
[pagina 58]
| |
kunnen maken. Hij zal nooit een betere gelegenheid krijgen om tijd te maken voor de schone letteren. Misschien dorst hij naar Italië. Maar op het ogenblik heeft Engeland zijn eigen Italië en, als ik me niet vergis, iets prestigieuzers dan Italië. Nogmaals, vaarwel. Calais, 27 augustus |
|