De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Erasmus van Rotterdam aan de beroemde theoloog Henry Bullock, gegroetUit je brief begrijp ik dat de mijne, die ik bij More had achtergelaten, je nog niet heeft bereikt. Die oude genegenheid van je, mijn dierbare Bullock, herken en verwelkom ik met dankbaarheid. Ik wens dat het ons ooit nog eens gegeven is terug te keren naar onze vroegere omgang en onze zo opgewekte gemeenschappelijke studies. Ik zal de winter in Leuven doorbrengen; jij moet ondertussen besluiten wat je het beste lijkt. Ik ben erg blij dat in jouw omgeving het Nieuwe Testament, dat ik met zoveel inspanning heb hersteld, door de beste mensen, ja eigenlijk door iedereen met gezond verstand zoals je schrijft, gewaardeerd wordt. Een paar zeer geloofwaardige mensen vertelden me echter dat er bij jullie een college van theologen is - allemaal scherpslijpers - die in een plechtig besluit waarschuwden dat niemand dit boek per paard of per schip, per wagen of per drager, binnen de muren van hun college mag brengen. Ik vraag je, mijn zeergeleerde Bullock, moet je daar nu om lachen of huilen? Wat zijn al die lieden misvormd door hun studie! Hoe keren hun onoprechtheid en woede zich tegen henzelf en met hoeveel wantrouwen bekijken ze wat hun leven kan vergemakkelijken. Wat zijn dat voor naargeestige mensen die geïrriteerd raken door diensten die zelfs wilde dieren mild stemmen, en zo onbarmhartig dat alles wat men ter verdediging aanvoert hen niet kan vermurwen? Ja - en dat is nog het onbeschaamdste -, die een boek veroordelen en verscheuren dat zij zelfs niet gelezen hebben en, als zij het al lezen, niet zullen begrijpen. Zij hebben alleen maar tussen alle glazen door of in oploopjes op de markt gehoord dat er een nieuw werk verschenen is dat probeert de ogen van de kraaien - de theologen - uit te steken. En onmiddellijk overladen zij én de schrijver, die ten koste van zoveel nachtrust probeerde de studies te bevorderen, én het boek, waarvan zij profijt zouden kunnen trekken, met louter verwensingen. Is dat de ware filosofie, de ware theologie? De filosofie zou door en door verrot zijn als zij de mensen zo maakt, onbeduidend en krachteloos als zij dergelijke mensen niet kan veranderen. | |
[pagina 48]
| |
Zij weerleggen en corrigeren niet wat zij verkeerd achten in mijn geschriften, maar veroordelen louter het feit dat ik ze geschreven heb. Zij beweren dat men iets dergelijks slechts mag proberen met toestemming van een algemeen concilie. Kan het nog onrechtvaardiger? Zelf verzieken zij elke dag opnieuw de heilige geschriften die, alleen dank zij hun onwetendheid en onbeschaamdheid, op het concilie worden gebruikt; en dan zou ik, in overeenstemming met de mening van de kerkvaders, niet mogen herstellen wat bedorven is als er niet eerst een concilie van de hele christenheid bij elkaar geroepen wordt? Zij willen dat het lot van een man die een fout verwijdert erger is dan van degene die er een aanbrengt, en dat degene die zich verdienstelijk maakt door zijn harde arbeid erger gestraft wordt dan hij die door zijn domheid schade berokkent! Maar ik zou willen dat zij mij hier een antwoord op geven: is de uitgave waar zij zo bij zweren,Ga naar voetnoot1. vertaald op gezag van het generaal concilie of is die eerst verschenen en pas achteraf goedgekeurd door de kerkvaders? Eerst geschreven, daarna goedgekeurd, denk ik. Hetzelfde kan gebeuren met mijn tekst, wat ik overigens niet nastreef noch eis. Trouwens, zelfs dat geloof ik niet echt. Het lijkt mij eerder dat zo'n uitgave zich een plaats verwerft in de praktijk en in verloop van de tijd aan gezag wint. Overigens, als een uitgave was bekrachtigd en overgeleverd door een algemeen concilie, dan zou iedereen zich daaraan hebben gehouden. Nu echter citeert Ambrosius zus, Augustinus zo, Hilarius en Hieronymus weer anders. Zelfs de kopieën van onze eigen tijd stemmen niet met elkaar overeen. En als zij leven in de veronderstelling dat het onmiddellijk gedaan zou zijn met de christelijke godsdienst als er ook maar enige variatie is, dan stonden we al bloot aan dat gevaar, zelfs als we zouden slapen. ‘Maar,’ zeggen zij, ‘deze uitgave is in gebruik bij de synodes van de Vaders.’ ‘De oudere synodes of de moderne?’ Of waarom zou de praktijk van de oude concilies minder goed zijn dan van de nieuwe? Vooral bij een onderwerp als dit. Hoewel moet worden aangetoond dat wat geciteerd wordt in de akten van het concilie, afwijkt van mijn verbeterde uitgave. Wat te doen met het gegeven dat de akten van de meeste concilies in het Grieks zijn gepubliceerd? En verder is het heel goed mogelijk dat iemand teksten, die door hen in een andere vorm zijn geciteerd, aanpaste aan de door ons gebruikte versie, wat wij dagelijks zien gebeuren in de commentaren van Hieronymus en Ambrosius. Rond twintig jaar geleden drukte men in Parijs boeken van martelaren en getijdenboeken volgens de ritus van de kerk van Trier. Maar toen de ambachtsman die slechts een oppervlakkige kennis had van de literatuur, merkte dat sommige passages niet klopten, verbeterde hij die allemaal naar onze uitgave.Ga naar voetnoot2. | |
[pagina 49]
| |
Dit bekende hij zelf aan mij in de veronderstelling dat hij iets fantastisch deed. Ik vind het niet zo vreemd als ook een generaal concilie iets over het hoofd ziet, vooral als het geen betrekking heeft op ons zielenheil. Het is voldoende dat men niet kan laken wat in een concilie behandeld wordt. Ten slotte, hoe komt het toch dat wij zenuwachtiger worden bij een andere versie van de heilige boeken dan bij een andere interpretatie? In beide gevallen is het risico op zijn minst gelijk. Toch zien we vertalers voortdurend niet alleen verschillende, maar ook tegenstrijdige dingen zeggen. Of laten zij me deze moeilijkheid eens uitleggen, als zij dat kunnen. Vinden zij het geoorloofd iets in de Heilige Schrift te veranderen of niet? Als het geoorloofd is, waarom onderzoeken zij dan niet of een wijziging terecht is? Als het niet geoorloofd is, wat doen zij dan met die passages met zulke evidente fouten dat het onmogelijk is daaraan voorbij te gaan of die te verdoezelen? Willen zij misschien liever de priester nadoen die zijn ‘mumpsimus’, dat hij twintig jaar had gebezigd, niet wilde veranderen toen iemand hem erop wees dat het ‘sumpsimus’ moest zijn. Vol verontwaardiging roepen ze: ‘O hemel, o aarde, deze man verbetert de evangelies!’ Hoeveel juister zou het zijn tegen een tekstbederver te roepen: ‘O heiligschennis, deze man verpest het evangelie!’ Ik bezorgde geen nieuwe editie maar herstelde, voor zover mijn krachten reikten, de oude versie en wel zo dat ik hun nieuwe niet ondermijnde. Zij die voor deze nieuwe versie strijden als voor hun huis en haard, hebben iets wat zij zo graag willen hebben; zij verliezen er niets in en krijgen er iets waardevols bij. De tekst waar zij van houden, kunnen zij voortaan zonder fouten lezen en beter begrijpen. Stel dat ik de heilige geschriften had verklaard via een parafrase waarbij de inhoud volstrekt hetzelfde bleef, maar waardoor men ze vlotter kon lezen en gemakkelijker begrijpen? Zouden ze me dan ook aanklagen? Juvencus oogstte zelfs lof omdat hij de evangelies had durven overzetten in verzen.Ga naar voetnoot3. Wie daagt de uitmuntende theoloog Gillis van Delft voor het gerecht omdat hij bijna de hele Schrift in verzen omzette?Ga naar voetnoot4. Dagelijks zingt men in de kerken de psalmen volgens de oude uitgave: toch bestaat er niet alleen een verbeterde versie van Hieronymus maar ook een nieuwe vertaling van hem naar de Hebreeuwse tekst. De oude versie gebruikt men in de koren, de | |
[pagina 50]
| |
andere gebruikt men op de universiteiten en in huis. Ze staan elkaar niet in de weg. En onlangs heeft Felice da Prato een heel nieuwe uitgave van de psalmen verzorgd die sterk afwijkt van alle vorige versies.Ga naar voetnoot5. Wie heeft daar ooit een drama over gemaakt? Mijn vriend, Jacques Lefèvre d'Etaples, deed lang geleden voor Paulus wat ik deed voor het hele Nieuwe Testament.Ga naar voetnoot6. Waarom raken nu ineens sommige mensen geïrriteerd alsof het om iets nieuws gaat? Willen ze alle anderen toestaan wat ze alleen mij ontzeggen? En d'Etaples durfde heel wat meer dan ik. Hij stelde zijn versie tegenover de oude en dat nog wel in Parijs, de koningin van alle universiteiten; ik noem me slechts een corrector en verbeter en verklaar alleen een aantal passages. Ik zeg dit niet om Lefèvre in opspraak te brengen bij het grote publiek - de man is trouwens zo beroemd dat hij daar ver boven staat -, maar om duidelijk te maken hoe oneerlijk sommige mensen zijn om mij te belasteren alsof ik opeens iets nieuws doe, terwijl velen al hetzelfde gedaan hebben zonder dat men ze belastert. Deden Argyropoulos, Leonardo Aretino en Theodoro Gaza de aanhangers van Aristoteles tekort toen zij een nieuwe uitgave van zijn werk verzorgden? Moet men hun vertaling soms doodzwijgen en verbieden omdat vroegere professoren van de aristotelische filosofie bepaalde dingen niet hadden begrepen? Weerhoudt deze reden Guillaume Cop ervan de boeken van Galenus en Hippocrates te vertalen, uit vrees dat de wereld zal zien dat vroegere artsen veel passages verkeerd weergaven? Iemand zal zeggen: ‘In de profane wetenschappen is het nuttig, maar in de theologie is het heel gevaarlijk als iedereen dat maar overal gaat doen.’ Op de eerste plaats: ik verander niet overal, de grootste hoeveelheid tekst blijft ongewijzigd; er is slechts discussie over een aantal passages. Verder vind ik het niet juist dat men mij, zeker voor wat dit werk betreft, gelijkstelt met ‘iedereen’. Ik toon aan dat Hilarius, Augustinus, Thomas op sommige plaatsen in de fout zijn gegaan. Ik doe dat zoals het behoort, met eerbied en zonder enige schimpscheut. Als zij nog in leven waren, zouden ze me, hoe gering ik ook ben, dankbaar zijn dat ik hen op hun fouten heb gewezen. Het waren grote mensen, maar toch mensen. Laat mijn tegenstanders aantonen dat zij het bij het rechte eind hadden en mijn beweringen weerleggen met argumenten, niet met scheldwoorden en ik zal hen er dankbaar voor zijn. Laten degenen die elk woord van Lyra als een orakel beschouwen hem verdedigen in de passages waarin ik met hem van mening verschil. Want het is onbegonnen werk, denk ik, in HugoGa naar voetnoot7. te gaan kritiseren. Ik heb maar bij wei- | |
[pagina 51]
| |
nig, maar buitengewoon idiote passages aantekeningen gemaakt om de lezers die dit soort schrijvers met veel vertrouwen, maar onkritisch lezen, enige behoedzaamheid bij te brengen. Maar laten degenen die dit soort mensen zo hoog in het vaandel hebben staan, hun lievelingsschrijvers verdedigen en aantonen dat ik raaskal terwijl zij het doel bereiken. Maar nee hoor, zij vinden het beneden hun waardigheid af te dalen tot die pietluttigheden van de grammatici. Want zo duiden zij degenen aan die zich bekwamen in de schone letteren, want zij vinden het woord ‘grammaticus’ het ergst denkbare scheldwoord. Alsof het een theoloog tot eer strekt niets van grammatica af te weten. Kennis van de grammatica alleen maakt iemand nog niet tot een theoloog, maar onkunde op dat gebied maakt het iemand nog veel minder. Deskundigheid op dat gebied leidt in ieder geval tot kennis van de theologie, onkunde staat die kennis in de weg. Men kan niet ontkennen dat Hieronymus, Ambrosius, Augustinus, op wier gezag de theologie vooral steunt, afkomstig zijn uit de rijen der grammatici. Want in die tijd werd Aristoteles nog niet geaccepteerd op de scholen van de theologen en de filosofie die nu overal op de universiteiten wordt onderwezen, was nog niet geboren. Trouwens, een bescheiden mens laat zich graag raden door wie dan ook. ‘Ook al is hij blind die je de weg toont, luister toch naar hem,’ zegt Horatius.Ga naar voetnoot8. Welnu, degenen die in deze zaak niet een beroep doen op het gezonde verstand maar op het gezag, zullen niet veel omissies bij mij aantreffen. Het staat immers vast dat er op dit laatste Concilie van LateranenGa naar voetnoot9. in voorzien is dat een boek kan worden uitgegeven als het door de plaatselijke bisschop, of door degene aan wie hij zijn macht heeft gedelegeerd, is goedgekeurd. Mijn werk is geschreven en uitgegeven met het getuigenis en de toestemming van de plaatselijke bisschop,Ga naar voetnoot10. en niet zo maar een bisschop maar een die, afgezien van zijn eerbiedwaardige leeftijd en verdienstelijke voorouders, opvalt door zijn onberispelijke leefwijze en zijn zeldzame geleerdheid. Hij heeft mijn werk niet alleen goedgekeurd, hij heeft me van alles aangeboden als ik mijn leven met hem zou willen slijten. En bij mijn vertrek heeft deze onvergelijkelijke man mij met zoveel vriendendiensten, zoveel prachtige geschenken bedacht, dat ik me schaam dat allemaal te vertellen. En of dit nog niet genoeg was, heeft hij me met een spontaan geschreven brief aan de aartsbisschop van CanterburyGa naar voetnoot11. op zeer eervolle wijze aanbevolen en hem uit mijn | |
[pagina 52]
| |
naam dank betuigd. Als mijn werk niet door een concilie is goedgekeurd, dan in elk geval wel conform een decreet van een concilie. De man is zo groot dat hij als symbool kan gelden voor vele anderen en zijn goedkeuring heeft des te meer gewicht omdat deze niet werd afgesmeekt of vergolden met dienstbetoon, maar omdat hij die mij, toen ik al zowat de aftocht blies, uit eigen beweging schonk. En mocht het gezag van één man niet genoeg zijn: twee professoren in de theologie, en nog wel de meest vooraanstaande, hebben het oordeel van de bisschop onderschreven. De ene is Ludwig Baer, een man van wie vaststaat dat hij rijk voorzien is van deugd en geleerdheid en vooral op het strijdtoneel van de theologie zo getraind dat hij in Parijs de eerste plaats verdiende onder degenen die bekroond werden met de doctorstitel. Mijn werk viel bij hem zo slecht in de smaak dat hij mij aanbood heel zijn - aanzienlijke - fortuin met mij te delen en van de twee prebendes die hij bezat, schonk hij er mij spontaan één. Daarnaast is er Wolfgang Faber Capito, die vanwege zijn grote kennis van de theologie is opgenomen in het kapittel van Bazel, waar hij de officiële prediker is. Afgezien van zijn deskundigheid op veel andere gebieden, bezit deze man een opmerkelijke kennis van de drie talen, Latijn, Grieks en Hebreeuws en is hij zo integer en vroom van zeden, dat ik nooit een volmaakter iemand heb gezien. Dit zijn de mannen op wier gezag het boek werd gepubliceerd en op hun oordeel kan de bisschop volledig vertrouwen in alle belangrijke kwesties, mocht hij zijn eigen oordeel niet vertrouwen. Ook heeft echter geen enkele andere theoloog ons werk veroordeeld. Sommigen van hen betreurden het alleen dat zij in hun jeugd geen Grieks geleerd hebben en dat voor hen het werk te laat is verschenen. Ik zou kunnen vertellen wat de eerbiedwaardige prior van het kartuizerklooster bij Freiburg, Gregor Reisch, wiens mening bij de Duitsers het gewicht heeft van een orakel, wat de uitmuntende theoloog Jakob Wimpfeling over mijn uitgave zei; ik zou talloze brieven kunnen tonen van beroemde mannen waarin zij mij danken omdat zij door mijn werk en voornamelijk door wat ik uitgaf bij het Nieuwe Testament, beter en geleerder zijn geworden, als ik niet bang was dat ik met al die verhalen iemand aanleiding geef te denken dat ik meer ijdelheid toon dan eerbied voor de waarheid. En toch, allen die met mij in Duitsland zijn omgegaan en alle mensen in Engeland aan wie mijn zaken even bekend zijn als aan mijzelf, weten hoe spaarzaam ik over die dingen spreek en met hoeveel tegenzin: in de eerste plaats omdat ik een afschuw heb van opschepperij en verder omdat ik niet wens ook maar één van mijn vrienden in opspraak te brengen. Want om van de anderen maar te zwijgen, mijn beste Bullock, je weet zelf wat voor een vroom, deugdzaam en | |
[pagina 53]
| |
geleerd man de bisschop van Rochester,Ga naar voetnoot12. de kanselier van jouw universiteit, is. En schamen die onbeduidende lieden zich dan niet de boeken die een zo groot man waardeert en leest, met schimpscheuten te overstelpen? Ja, schamen die waardeloze mensen zich niet op eigen gezag te geselen wat de opperpriester zelf goedkeurt? Want als hij mijn werken niet goedkeurde, had hij nooit geschreven het als een groot geschenk te beschouwen als ik alle vruchten van mijn studies aan hem zou willen opdragen.Ga naar voetnoot13. Hij die een beloning in het vooruitzicht stelt, doet meer dan goedkeuren. Ik had hem in een briefGa naar voetnoot14. laten zien waar ik mee bezig was, om te weten of hij het op prijs zou stellen als ik het werk aan hem opdroeg. Hij heeft mijn éne brief onmiddellijk beloond met twee brieven;Ga naar voetnoot15. in de eerste beantwoordt hij vol genegenheid op eervolle en geleerde wijze de mijne; in de tweede beveelt hij mij en mijn werken aan bij de doorluchtige koning van Engeland. Hoe zorgvuldig en uitvoerig hij dat doet, kun je zelf vaststellen, want ik stuur je een kopie van de beide brieven, samen met deze brief. Beide kardinalen, Grimani en San Giorgio,Ga naar voetnoot16. hebben mij geantwoord, maar Andrea Ammonio, het grootste sieraad van Engeland, stuurde deze brieven naar Richard Pace die in naam van de koning een gezantschap leidt bij de Zwitsers en bij Maximiliaan, om ze mij te overhandigen wanneer ik weer in Bazel was. Tot nu toe heb ik ze echter nog niet ontvangen. Vorige winter stuurde ik het eerste deel aan Leo, aan wie het is opgedragen. Als het hem is overhandigd, twijfel ik er niet aan dat hij mijn nachtelijke arbeid royaal zal belonen. Wat verlangen die mensen nog meer van me? Ik ben niet als eerste en niet lichtzinnig aan dit werk begonnen. Ik heb het besluit van het concilie gevolgd. Zo niet iedereen mijn werk goedkeurt, de meest vooraanstaanden doen het wel. Als er iets in zou staan wat strijdig is met de godsdienst, zou het niet in de smaak vallen bij de godsvruchtige mensen; als het niet geleerd was, zouden de geleerden het verwerpen. Maar juist zij, die zich onderscheiden door een opmerkelijk heilig leven en een ongemene eruditie, ontvangen mijn werken met genegenheid. Als het iemand om de juiste leer gaat: mijn werk wordt door de grootste geleerden gewaardeerd; als het om oprechtheid gaat: het wordt door de meest oprechte mensen verwelkomd; als het om het gezag gaat: het wordt aanvaard door de bisschoppen, aartsbisschoppen, en door de paus zelf. Niets van dat alles echter zou mij tot steun zijn als | |
[pagina 54]
| |
men zou ontdekken dat ik de gunst van allen en iedereen heb gezocht. Alles wat hier gegeven wordt, wordt aan de zaak zelf gegeven, niet aan de man. Dat alles kan niet bewerken dat die mensen al het slechte dat zij ooit hebben geleerd, willen afleren. Zijn zij soms bang dat hun scholen leeglopen als jonge mensen zich daartoe voelen aangetrokken? Waarom gaan zij dan niet liever eens bij zichzelf te rade? Bijna dertig jaar geleden werd er in de school van Cambridge niets anders onderwezen dan Alexander,Ga naar voetnoot17. de Kleine logica,Ga naar voetnoot18. zoals men het noemde, en de oude dictaten van Aristoteles met de quaestiones van Scotus. Met het verstrijken van de tijd zijn daar de schone letteren bijgekomen, de kennis van de wiskunde, een nieuwe of althans vernieuwde Aristoteles, de kennis van de Griekse literatuur, zo vele schrijvers van wie die mensen in hun ivoren torens, als even zovele Iarcassen,Ga naar voetnoot19. vroeger zelfs de namen niet kenden. Wat was, vraag ik, het effect op jullie universiteit? Wel, die bloeit nu zó dat hij kan wedijveren met de voornaamste universiteiten van deze tijd en docenten heeft bij wie de vroegere theologen schimmen lijken, geen echte theologen. De oudere theologen die oprecht van geest zijn, ontkennen dit niet. Zij zijn blij met het geluk van anderen en betreuren hun eigen lot. Kunnen de anderen het soms niet verkroppen dat voortaan meer mensen de evangelies en de brieven van de apostelen met meer aandacht lezen? Vinden zij die studies waaraan men eigenlijk al zijn tijd hoort te besteden misschien zonde van de tijd en willen zij hun leven blijven verknoeien met de futiele aardigheden van hun quaestiones? Daarom althans spijt het me niet zo hard gewerkt te hebben. Het is algemeen bekend dat voordien sommige theologen zo weinig vertrouwd waren met de heilige geschriften dat ze zelfs de SentenzenGa naar voetnoot20. nog nooit hadden doorgebladerd en nooit aan iets anders waren toegekomen dan hun haarkloverijen. Is het dan niet nuttig dergelijke mensen terug te roepen tot de ware bronnen? Wat mij betreft, mijn beste Bullock, ik zou willen dat de zeker niet geringe arbeid, die ik op me genomen heb om iedereen van dienst te zijn, voor ieder vrucht draagt. De hoogste beloning verwacht ik van Christus zelf, voor zover ik die verdien. En als niet iedereen mijn werk toejuicht, troost ik me ondertussen met de gedachte dat bijna overal de voortreffelijkste men- | |
[pagina 55]
| |
sen het wel toejuichen. En ik hoop dat wat nu in de smaak valt bij de besten, spoedig zeer velen zal bevallen. Nieuwheid levert voor anderen dank op; maar de nieuwheid van dit werk bracht afkeer voort. Daarna zal, denk ik, het tegenovergestelde gebeuren. De tijd zal hun populariteit aantasten, maar mij misschien gunstig gezind zijn. In ieder geval voorspel ik dat het nageslacht mijn werken, wat ook hun betekenis is, oprechter zal beoordelen. Ook al heb ik over mijn tijd niet te klagen. Hij geeft mij meer, ik zeg niet dan ik vraag, maar dan ik verdien of kan waarmaken. En hoewel de mensen zo verschillend en zo kieskeurig zijn in hun oordeel, vooral op het gebied der letteren, heeft nog niemand mijn geschriften, ook niet die, die weliswaar vroom maar weinig geleerd zijn als je het vergelijkt met de boeken van anderen, belasterd, behalve een paar lieden die óf zo negatief zijn dat zij nooit ergens een goed woord voor over hebben behalve voor wat zij zelf doen, óf zo dom dat zij niets begrijpen, óf zo lui dat zij niet lezen wat zij kritiseren, óf zo weinig ontwikkeld dat zij nergens een oordeel over hebben, óf zo begerig en hongerend naar roem dat zij zich roem verwerven door het werk van anderen te kritiseren. En dan zijn er nog diegenen die in het openbaar veroordelen en verwerpen wat zij binnenshuis met instemming lezen. Misschien is het uit schaamte dat zij verbergen wat zij van een ander hebben geleerd, maar dan wel een ondankbare en bekrompen schaamte. Het is wel ver beneden alle fatsoen om de reputatie van mensen wier arbeid je thuis tot steun is, in het openbaar te schaden. Maar ook dat moet de strijder voor Christus slikken. Ik ben het helemaal eens met je voornemen om te gaan preken voor het volk. Als je daarin slaagt, feliciteer ik je, vooral omdat je Christus zuiver predikt en op geen menselijke spitsvondigheden prat gaat en ze ten toon spreidt. Wat je opmerking betreft over die jongen, daarover kan ik kort zijn: ik heb meer dan voldoende hulp en denk er niet aan om me met meer bedienden te belasten. Groet namens mij de vrienden die ik steeds in mijn hart meedraag: doctor Fawne, de zeergeleerde John Bryan, de allervriendelijkste John Vaughan, de gedienstige HumphreyGa naar voetnoot21. en mijn oude gastheer, de boekverkoper Garrett; want Watson, hoor ik, is afwezig. Vaarwel, zeergeleerde Bullock. Rochester, in het huis van de bisschop [31] augustus 1516.Ga naar voetnoot22. |
|