455 Aan Andrea Ammonio
Rochester, 22 augustus [1516]
Erasmus aan zijn vriend Ammonio, gegroet
Mijn JohnGa naar voetnoot1. zou zeker een pak slaag hebben gekregen als zijn goedmoedige patroon More hem niet net op tijd te hulp gesneld was; zodra hij hoorde dat ik in Rochester vastzat, kwam hij opdraven om Erasmus opnieuw te zien, omdat hij blijkbaar bang is hem voorlopig niet terug te zien. Hij was het die mijn bediende ertoe bracht het paard dat jij me zo spontaan aanbood, mee te nemen. Ik zie dat ik met jou niet voorzichtig genoeg kan zijn; je grijpt iedere gelegenheid aan om mij wat te geven. Ik was van plan, zelfs tegen het advies van More in, het geschenk terug te sturen, en alleen de vrees dat je zou denken dat het paard me niet beviel of dat ik niet graag iets aan Ammonio schuldig zou zijn, hield me tegen, hoewel ik aan niemand anders zo graag iets verschuldigd ben als aan jou, net zoals ik van niemand meer houd. Ik mag sterven, mijn dierbare Ammonio, als ik jouw verheven karakter en je echte vriendschap niet hoger acht en meer bemin dan alle drukte om een pauselijke gunst, en ik kan me niet al te ongelukkig voelen zolang dergelijke vrienden in goede gezondheid bewaard blijven. Het paard, met zijn opvallende witte vacht, bevalt me prima, temeer omdat het me doet denken aan de blankheid van je ziel. Ik had liever enkele anderen willen plunderen, zoals de zeer eerwaarde York,Ga naar voetnoot2. of Colet of Urswick, maar zij kijken wel uit. Alhoewel, Urswick belooft mij een prachtig paard en ik twijfel er niet aan dat hij het zal geven, en dat niet in de verre toekomst, maar in oktober. Vaarwel, mijn zeergeleerde en vrijgevige Ammonio. Ik zal vanuit Brabant aan York en aan Larke schrijven.
Rochester, 22 augustus [1514]