De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 4. Brieven 446-593

449 Van Henry Bullock
Cambridge, 13 augustus [1516]

Bullock aan meester Erasmus, het unieke sieraad van onze tijd, gegroet

Je terugkeer naar Engeland, zeergeleerde leermeester,^1. is voor al je vrienden in Cambridge een bijzonder welkome gebeurtenis, maar voor mij wel het meest, aangezien ik me in veel opzichten meer met jou verbonden voel dan alle anderen. Wat zou ik je dan ook graag in Cambridge ontmoeten om, aangezien ik je veelsoortige weldaden niet kan beantwoorden zoals ik zou wensen, je althans mijn goede wil - bijna het enige wat ik heb - te tonen, want ik verlang er hartstochtelijk naar je te zien en voortdurend bij je te zijn. Maar het lot verhindert me dat en ook vrouwe Fortuna die tot nu toe weinig toeschietelijk voor me is; anders zou ik je, waarheen je ook gaat, volgen. Hier legt men zich vol energie toe op de Griekse letteren en kijkt men verlangend uit naar je komst. Men is hier ook erg ingenomen met je uitgave van het Nieuwe Testament: grote goden, wat een elegant, scherpzinnig werk, heerlijk en onontbeerlijk voor iedereen met goede smaak.

1. Bullock had in 1511 colleges Grieks gevolgd bij Erasmus toen deze in Cambridge doceerde.

[p. 40]

Maar genoeg daarover. Een jongeman hier heeft me door zijn onophoudelijk gesmeek ertoe gebracht hem bij jou aan te bevelen, een zekere Edmund Pollard,^2. een aangenaam man en een van je grote bewonderaars. Hij is ervan overtuigd dat hij gelukkig zal zijn als jij hem opneemt in je huishouden. Als je me schrijft of je hem wilt hebben en hem, al is het maar in een paar woorden, laat weten dat ik hem aan jou heb aanbevolen - anders gelooft hij niet dat ik geschreven heb, want dat heb ik hem al zo vaak beloofd - dan bewijs je me, met je gebruikelijke vriendelijkheid, een grote gunst. Vaarwel, sieraad van onze eeuw.

Cambridge, 13 augustus

2. Het is niet bekend om wie het gaat.