De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdThomas Grey aan Erasmus, gegroetOok al kan ik, dierbare vriend, mijn gevoelens voor je in een brief niet adequaat verwoorden, omdat je me - en ik verdiende dat niet - zoveel weldaden, zoveel onuitsprekelijke genegenheid en edelmoedigheid betoond hebt en ook omdat het mij aan geleerdheid en goede stijl ontbreekt, toch ben ik, vertrouwend op je buitengewone vriendelijkheid, helemaal niet bang je te schrijven. Om te beginnen: ik ben je oprecht dankbaar en wil dat ook zo goed mogelijk verwoorden, de grootste dank die men kan bedenken, maar tegelijkertijd minder dan je verdient. Want wat kan men bedenken dat enigszins in overeenstemming is met zulke loyale, zulke vriendelijke gevoelens? Niets natuurlijk. Want om maar even terzijde te laten wat je vroeger voor mij gedaan hebt, ik kan echt niet de woorden vinden om te zeggen hoeveel je heerlijke briefGa naar voetnoot1. die je me onlangs vanuit Bazel stuurde, toevoegde aan alle goedheid waarmee je me hebt overstelpt; ik maakte eruit op dat onze oude vriendschap onaangetast is, dat je in goede gezondheid verkeert, het respect geniet van alle vooraanstaande mensen en bij het volk bijzonder geliefd bent. Dat alles was niet alleen prettig om te horen, het stemde ook overeen met mijn diepste wensen. Dan zwijg ik nog over de vriendelijke brief die Beatus Rhenanus mij, op jouw meer dan vaderlijke aansporing, heeft geschreven, in alle opzichten een geleerde brief die mij veel goed deed; ik heb hem beantwoord, niet zoals ik wilde, maar zoals ik kon.Ga naar voetnoot2. Want zoals | |
[pagina 283]
| |
de heilige Paulus zegt, de goede wil is aanwezig, in deze zaak zoals in de andere, maar hoe ik die in daden moet omzetten, weet ik niet.Ga naar voetnoot3. Als ik kon wat ik wil, dan zou ik jou op de eerste plaats en vervolgens hem dank brengen. Verder verheugt het mij zeer en feliciteer ik je ermee dat je door de eerwaarde bisschopGa naar voetnoot4. van je diocees en door je edele vorst Karel zo gerespecteerd wordt. Glorie zij daarom de almachtige God en onze Heer Jezus Christus die jou heeft uitverkoren Hem te dienen voor een zo goed doel en je zo gewapend heeft dat alle verlokkingen van deze wereld, al het klatergoud van eerbewijzen, je niet afbrengen van je taak. Het is geen geringe genade, geloof me, dat je aan dergelijke dingen zo gemakkelijk voorbij gaat, en uit vrije wil die zware arbeid op je neemt en, wat ik nog het belangrijkste vind, een geestkracht ten toon spreidt alsof je nog in de bloei van je leven bent. Want bij veel mensen van jouw leeftijd - hoewel die niet zo uitgeput zijn door werk en inspanningen - zie ik de geestkracht behoorlijk achteruit gaan, zoals enige tijd geleden gebeurde bij Lefèvre d'Etaples.Ga naar voetnoot5. Hij vraagt me je zijn hartelijke groeten over te brengen en de enige reden dat hij jou niet schrijft is, dat hij niet in staat is iets te schrijven of te dicteren dat hem waardig is; hij volgt je, zeg ik, met veel genegenheid, in gezelschap prijst hij je bij iedereen aan als de geleerdste en de ijverigste van alle mensen en, voor zover ik kan gissen, vereert hij je oprecht. Hij uit vaak de wens jou met alle liefde te ontmoeten en als jij hem soms gekritiseerd hebt, dan vat hij dat niet verkeerd op, zoals mensen van vlees en bloed doen maar, vergeestelijkt als hij is, betuigt hij je zijn onsterfelijke dank, bewerend dat hij sommige van de punten die je aanroert, al lang geleden had genoteerd en had willen publiceren, als jij hem niet voor was geweest. En dan, het is vanwege jou dat hij mij liefdevol opnam en zo veel en vertrouwelijk met mij spreekt. Maar hij is erg achteruitgegaan, spreekt moeizaam en is geestelijk zo verzwakt dat hij nauwelijks nog een twijfelachtige kwestie kan verduidelijken. Ik heb hem veel vragen voorgelegd, maar hij antwoordt weinig ter zake en vraagt dikwijls naar zijn leerjongen François,Ga naar voetnoot6. die nog niet erg ver gevorderd is. Maar hoe dichter hij bij de dood van het lichaam komt, hoe meer hij leeft in de geest. Toch luistert hij graag als ik iets aan hem vraag en wanneer hij het weet geeft hij niet ongaarne antwoord; als hij dat niet kan, zegt hij eerlijk dat zijn ge- | |
[pagina 284]
| |
heugen hem in de steek laat. Ik vraag je dan ook dringend om, als je hem misschien schrijft, hem te danken uit mijn naam, want hij vroeg mij nadrukkelijk je te zeggen wat voor vriendelijke gevoelens hij voor me koestert vanwege jou. Ik weet niet hoe ik hier aan jouw Handboek voor de christensoldaat dat in Straatsburg is gedrukt, kan komen; ik veronderstel dat het nog niet hierheen is gebracht. Je schrijft me dat ik niet steeds naar welsprekendheid moet streven en ik begrijp dat wel. Je ziet natuurlijk dat het mij toch nooit zal lukken en je geeft me de vriendelijke raad mijn tijd niet te verdoen met steentjes te schrobben.Ga naar voetnoot7. Een laatste opmerking: ik heb de heer Roger,Ga naar voetnoot8. zoals je gevraagd had, de groeten gedaan; hij is nogal boos op je, omdat je brief aan hem lang niet zo uitvoerig was als die aan mij. Niettemin laat hij je toch oprecht groeten. Als ik ooit, met Gods hulp, zal kunnen genieten van jouw dierbare aanwezigheid en nu eindelijk de rijpe vruchten voor mijn zielenheil plukken uit die rijke en leerzame bron van wetenschap, die jij ooit voor me was, dan zou ik in dit leven niets meer te wensen hebben. Als dat ooit op een of andere manier voor de toekomst kan worden verwezenlijkt, laat het me dan weten. En als dat met de gunst der goden werkelijkheid wordt, zal ik jou, met al mijn kinderen, trouw dienen, met niet minder welwillendheid en volgzaamheid dan wanneer mijn vader, moeder en alle andere bekenden waren teruggekeerd in jou alleen. Je hebt mijn brieven verbeterd teruggestuurd en zo je plicht als een zeer genereus leraar vervuld en mij, die je toch al zo toegewijd ben, nog meer aan je verplicht. Ik vraag je voor deze brief hetzelfde te doen. Ik heb lang met buitengewoon verlangen uitgezien naar een vriendelijke brief van je uit Brabant. Schrijf me daarom alsjeblieft zo snel mogelijk. Vaarwel, ander deel van mijn ziel, en blijf aan mij denken. Parijs, 5 augustus |
|