De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd418 Van Johann Reuchlin
| |
[pagina 247]
| |
ters in de bijbelkunde is voor םעמ חיש םי לבאמ̊ת לככ. Je boek is echter voedsel voor mij en een brief van jou troost voor mijn ziel en ik bezweer je me daar niet van te beroven, want ik houd veel van je en lees je zo graag. Jij bent de enige die ons een indruk geeft van de welsprekendheid van de Ouden en wij, de overigen, zijn niets dan nullen. Echt, wanneer ik je lees, krijg ik zo'n afkeer van mijn eigen werk dat ik dikwijls een beetje meewarig mijn pen terzijde leg, in de terechte mening dat de grootheid van jouw werken alle andere schrijvers van deze tijd in ieder opzicht overtreft. Niet dat ik, de hemel verhoede het, jaloers ben op al de gaven die de natuur, je vlijt, de fortuin je geschonken hebben, maar ik treur over de jaren dat ik geen boeken, geen leraren en geen soort vijl had, waarmee ik, als jongeman, mijn pen of mijn taal kon polijsten. Nu ‘is Moeris ook de stem ontvallen’.Ga naar voetnoot5. Maar dat zij zo. Genoeg nu over het mislukte leven en al dit gemopper. Ik vraag je steeds weer mij zo vlug mogelijk te schrijven hoe het met je gaat en wat je aan het doen bent. Mijn nieuws is dat ‘het geschil nog steeds bij de rechtbank ligt’.Ga naar voetnoot6. Mijn tegenstanders in Rome hebben duizend gouden dukaten bij de bankiers opgenomen, zoals al twee keer eerder. Geloof mij, zolang er nog een goudstuk rest, blijft alles in het ongewisse, blijft alles met elkaar verward, dat alles door de hebzucht van die lieden. Maar ik zal het voorbeeld van Hercules volgen, die je zo knap hebt beschreven in je derde chiliade,Ga naar voetnoot7. en ik zal die kwaadaardige slang overwinnen door het geduld dat ik put uit mijn dagelijkse studie in de filosofie. De dag zal komen, dat weet ik, die mij zal terugbrengen in het licht. Dat is mijn enige doel: wat men ook doet of zegt, ik moet doen wat juist is; zoals een smaragd mag zeggen: wat de mensen ook doen, ik moet toch een smaragd zijn. Deugd zal altijd zegevieren. Vaarwel, mijn beste en zeer geliefde Erasmus. Stuttgart, 5 juni 1516 Johann Reuchlin van Pforzheim, doctor in de letteren, zeer hartelijk gegroet |
|