363 Van Wolfgang Angst
Hagenau, 19 oktober [1515]
Wolfgang Angst van Keizersberg aan de heer Erasmus, gegroet
De Onbekende Mannen, zingend tot de mirteboom en in mijn nabijheid opgeschoten in onze barre woestijn, hebben moed gevat en willen je een bezoek brengen; terwijl ik er alles aan doe om dit te verhinderen, dringen zij steeds dreigender op me aan, zeggend dat niets Erasmus dierbaarder zou zijn, want droeg hij niet kort geleden, in Straatsburg, uit zijn hoofd een van zijn krachtiger geschriften voor en zijn zij soms geen familie van die lui die de Zotheid vroeger zo bekwaam verheerlijkte? Hun onbeschaamdheid was te veel voor me; ik heb de zeilen in de wind gehangen; nu is het aan jou een dagje gastvrijheid op te offeren aan mensen van wie je weet dat ze je zo graag willen ontmoeten. Erger je maar niet aan al dat belachelijke gedoe en veracht het ook niet; het ligt immers niet in de macht van Angst om jou, de geleerdste van alle mensen, iets waardigs te bieden behalve zijn goede bedoelingen. Vaarwel en het beste.
Haguenau, 19 oktober