Aan Desiderius Erasmus van Jacob Wimpfeling
Soms zadelt men een onbekwaam lastdier op met zware pakken en tassen. Zo heeft het literaire genootschap van Straatsburg aan mij, als oudgediende en minst bekwame, de last opgelegd om je uit naam van allen te groeten, je het beste toe te wensen en je te vragen spoedig een brief te schrijven om ons te vertellen hoe je het daarginds maakt. Wij denken echter dat de literaire gemeenschap van Bazel je gastvrij heeft ontvangen en je onthaalt als de geleerdste onder de geleerden. Maar vooral hopen wij dat Beatus Rhenanus, die veel van je houdt, je vereert en je respecteert, in dat gezelschap van filosofen aan al je wensen tegemoet zal komen.
Ons hele literaire genootschap beveelt zich bij je aan en biedt je al zijn diensten aan om het je naar de zin te maken: het zijn Sebastian Brandt, Jakob Sturm, Thomas Rapp, Thomas Vogler, Matthias Schürer, Johann Rudolfinger, Stefan Tieler, Peter Heldung, Johann Guida, Hieronymus Gebwiler, Johann Ruser, Ottmar Nachtigall en alle anderen, te veel om allemaal op te noemen, en vooral ikzelf. Vaarwel.
Straatsburg, 1 september 1514