292 Aan William Gonnell
Londen, 28 april [1514]
Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend William Gonnell
Je mededeling over het paard heeft me veel plezier gedaan, mijn beste Gonnell, en ik zie daarin een bewijs van je toewijding ook op dit terrein.
Cato en de andere werkjes die ik eraan heb toegevoegd,Ga naar voetnoot1. zijn al lang af, maar bij gebrek aan kopiisten heb ik er maar één exemplaar van. Ik heb bij mijn vroegere verzameling een groot aantal vergelijkingen van Plinius gevoegd.Ga naar voetnoot2. Ik denk dat die voor jou en je leerlingen van groot nut zullen zijn, maar er is niemand om ze te kopiëren. De Britten zijn zo werkschuw en zo gesteld op hun vrije tijd, dat je ze zelfs niet in beweging krijgt als er hoop gloort op het bedrieglijke geld. Als je hierheen komt, zal ik je graag dit en het overige ter beschikking stellen. Of het voor jou enig nut heeft te komen, moet je zelf bezien. Ik zal zeker erg blij zijn als je komt, maar de pest vonkt hier wel weer af en toe op - om de woorden van Green te gebruiken - en is onlangs brutaalweg zelfs het hof van de koning binnengedrongen en heeft er twee of drie slachtoffers gemaakt. Maar als je komt, moet je je haasten, want zelf maak ik me gereed om binnen veertig dagen te vertrekken, tenzij me onverwacht iets fortuinlijks overkomt, maar daarvan heb ik zelfs in mijn dromen niets gemerkt. Over allerlei nieuws heb ik aan Green geschreven. Vaarwel, dierbare Gonnell.
Londen, 28 april
Bijna was ik vergeten wat je het liefst wilde weten, namelijk wie die kwade geestGa naar voetnoot3. is die onlangs tegen mij is opgestaan. Het is een heel onaanzienlijk schepseltje, maar wel het meest giftige en pestverwekkende dat land of zee ooit hebben voortgebracht; het is louter gif dat, zelfs van grote afstand, vriend en vijand infecteert. Ligurië, nog rijker aan venijn dan Spanje, heeft die plaag op me afgestuurd. Als je ook nog zijn naam wilt weten, de man heeft niets gemeen met het optreden van Johannes de Doper. Als oprecht en simpel man had ik er bijna mee ingestemd een woning met hem te delen, maar toen ik zijn gif had geproefd, heb ik het afgezegd. Vol spijt dat ik hem ontsnapt ben, blaast hij me nu vanuit de verte zijn venijn toe en probeert me met zijn giftige tong te verwonden. Twee overwegingen troosten me: de ene, dat