De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdJan Becker aan de heer Erasmus van Rotterdam, hartelijk gegroetVorige zomer heb ik drie brieven van je ontvangen; de laatste brief bereikte me zes maanden geleden via de heer Johan Sixtinus,Ga naar voetnoot1. die toen vergezeld werd door Augustijn Aggens. Bij alles wat je zelf al schreef, vertelden zij me, tijdens een gezamenlijke lunch, veel over je studies en over de omstandigheden waarin je verkeerde. De volgende dag zouden ze bij me zijn komen dineren, als ze niet al vroeg waren vertrokken om naar Friesland te varen. Ik wachtte enige tijd tot zij weer langs zouden komen op hun terugreis, zoals ze hadden beloofd, en was van plan hun een brief voor jou mee te geven. Doordat ik een paar maanden tevergeefs op hen gewacht had en niet had omgezien naar een andere mogelijkheid om je te schrijven, omdat het vanaf dat moment een paar maanden streng bleef winteren, heb ik je tot nu toe niet teruggeschreven. Omdat ik nu eindelijk iemand heb gevonden die naar Londen vertrekt om de deken van de Pauluskerk te bezoeken, hoop ik dat, met hulp en zorg van de deken, deze brief zonder problemen bij je terecht zal komen, ook al weet ik niet precies waar hij je kan bereiken. Ik wilde me deze kans niet laten ontglippen om je de paar regels te sturen die mijn beperkte tijd me toestaat; later zal ik uitvoeriger zijn, zodra ik over een betrouwbaardere persoon beschik om je de brief te bezorgen. | |
[pagina 249]
| |
Ik ben je erg dankbaar voor de vriendelijkheid waarmee je me zonder enige terughoudendheid op de hoogte stelt over je situatie en verwachtingen in Engeland en over het laatste nieuws van je dagelijkse studies. Het doet me veel genoegen en plezier te horen dat je gezondheid goed is, dat je zaken gunstig verlopen en dat dagelijks allerlei werken je studeerkamer verlaten die de geleerden met bijzondere dankbaarheid en bewondering ontvangen, of je nu de beste Griekse schrijvers in het beste Latijn vertaalt of theologische teksten behandelt die vooral jij, uit hoofde van je roeping en je buitengewone geleerdheid, waardig bent te behandelen, of je bezighoudt met profane teksten om bij wijze van troost de inspanningen en vermoeidheid van de ernstiger studies enigszins te verlichten. Mij kan op het ogenblik niets aangenamers overkomen dan iets te ontvangen van het Nieuwe Testament dat je hebt gecorrigeerd of van de uitleg die je hebt gegeven van de brieven van Hieronymus. Ik zal je daar graag goed voor belonen, niet met wat je verdient - want welke prijs zou hoog genoeg zijn voor die kostbare koopwaar? - maar met wat je ook elders kunt vragen: en dat zal het gemakkelijkst gaan als je aantekeningen of verbeteringen al bij de drukkers zijn. Augustinus Aggens heeft mij een nieuw gedrukt exemplaar van Plutarchus' Over het onderhouden van een goede gezondheid gegeven. Het is onlangs verschenen in Leuven in de nieuwe Latijnse versie die jij hebt verzorgdGa naar voetnoot2. en die, zoals alles van jou, warm onthaald is door de geleerden. Verder een paar dingen over mijn situatie die je zullen opvrolijken; ik hoop dat ze je ook van nut kunnen zijn, zodat je, zodra je er tijd en gelegenheid voor hebt, me op de hoogte zult stellen van alles wat je aan het doen bent. Ik heb, zoals ik je vorig jaar schreef, een waardigheid gekregen in Middelburg, een kanonieke prebende zoals men dat noemt. Filips van Spangen heeft mij deze met een voor deze tijd zeldzame welwillendheid geschonken, hoewel ik deze gunst niet verdiende, er niet naar streefde, er zelfs niet over droomde en er al helemaal niet op hoopte. Onlangs was hij enkele dagen bij me en ik heb uitvoerig met hem gesproken over allerlei onderwerpen en vaak ook over literatuur. Hij is niet ongeletterd, integendeel, hij is erg gesteld op literatuur en schrijvers en hij studeert er hard op. Ik heb, zoals altijd als het gesprek op de letteren komt, met veel eerbied over je gesproken. Hij vroeg me toen met de meeste nadruk in wat voor omstandigheden en met welke verwachtingen je daar leefde. Ik heb hem geantwoord deels met wat ik had opgemaakt uit je brieven, deels met wat ik van Sixtinus en Aggeus had gehoord en wel zo dat jouw faam en naam er groter van werden, niet kleiner. Ik heb hem veel van je werken laten zien en hem ook het goed verzorgde en uit- | |
[pagina 250]
| |
stekend geïllustreerde boekje Lucubrationes ten geschenke gegeven, waarin zich het Handboek voor de christensoldaatGa naar voetnoot3. bevindt. Hij heeft dit werk nog voor zijn vertrek helemaal gelezen en het uitbundig geprezen en hij begon jou, op wie hij toch al gesteld was, vurig te bewonderen. Hij wenste je veel geluk toe en hoopte dat jij je nog eens in onze gebieden zou vestigen. Hij gaf te kennen dat hij, als daar ooit een mogelijkheid voor was, graag wat voor je wilde doen. Ik heb, zoveel ik kon, zijn bewondering voor jou aangewakkerd en hem in mijn woorden veel stof gegeven voor die bewondering. Om je nu te laten weten wat voor soort man mijn zeer goedgeefse weldoener Filips is: hij is in fortuin en geboorte verre de mindere van de FilipsGa naar voetnoot4. voor wie jij eens een lofredeGa naar voetnoot5. hebt gehouden, maar naar mijn mening doet hij noch voor hem noch voor niemand anders onder in welwillendheid of liever in edelmoedigheid. Hij is een streekgenoot van je en nog wel van zeer dichtbij, en ook daarom bijzonder op je gesteld. Je weet dat er niet ver van het dorp Rotterdam een kasteel staat, dat men gewoonlijk Spangen noemt. Sommige mensen noemen het ook wel Spanjen, anderen Hispanje. Zijn vader en zijn andere voorouders ontlenen daaraan hun naam. Dat geslacht heeft onder de Hollandse families altijd een eervolle positie gehad en is beroemd om zijn ouderdom, zo niet om zijn adeldom. Hij is uit dat geslacht afkomstig, draagt de naam van het geslacht en krijgt, omdat hij de oudste is, ook het grootste deel van de vaderlijke erfenis. Zijn moederGa naar voetnoot6. was door de banden des bloeds zeer nauw verbonden aan de heer van Bergen en diens broers; je weet wel wie ik bedoel. Zij werd namelijk geboren in het zeer adellijke Brabantse geslacht Grimbergen, waaruit ook de gebroeders Van Bergen afkomstig zijn. Die gebroeders Van Bergen en de moeder van mijn Filips waren, als ik mij goed herinner, afstammelingen van twee broers. Je weet zelf in welke achting je gestaan hebt en, naar ik meen, nog staat bij die familie waartoe ook de echtgenote van de prins van Veere behoort.Ga naar voetnoot7. Mijn Filips hier heeft een broerGa naar voetnoot8. in het klooster van Saint-Bertin. Deze is, door een voorrecht en privilege van de | |
[pagina 251]
| |
paus, als coadjutor zowel in geestelijke als in wereldlijke zaken toegevoegd aan de abt van Saint-Bertin en zal, als deze komt te overlijden, door hetzelfde privilege zijn opvolger worden. De abt zelf, die al op jaren is, denkt er niet alleen over de zorg en het bestuur van alle zaken met hem te delen, maar hem deze zelfs helemaal toe te vertrouwen, zodat hij nog tijdens zijn leven kan zien wat voor opvolger hij voor zichzelf heeft uitgekozen. Als dat allemaal zo gebeurt, zie je hoe groot de macht en het gezag van deze man zullen zijn die van zo hoge geboorte is, de voornaamste onder de hovelingen, nauw verbonden met de geslachten van Bergen en enige andere, en machtig door zijn rijkdom. Mijn beschermheer Filips zal alles van hem gedaan kunnen krijgen omdat hij zijn broer is, want hij alleen heeft, nog niet zo lang geleden, alles in Rome geregeld, op alles toezicht gehouden en zelfs de kosten op zich genomen. Ik schrijf je dat allemaal uitvoerig, niet alleen opdat je me gelukwenst met een zo belangrijk beschermheer, maar ook opdat je erover nadenkt of dat ooit ook voor jou iets kan betekenen. Filips heeft mij beloofd - om het openlijk te zeggen - dat hij je graag zijn steun zal verlenen als dat binnen zijn vermogen ligt, vooral als het iets is waarin de hoge waardigheid van zijn broer en zijn eigen invloed op die broer van belang kunnen zijn. Vaarwel en neem me, vraag ik je, deze wijdlopige brief niet kwalijk; hij komt immers voort uit mijn zeer grote genegenheid voor jou. Ik heb bij mijn brief nog een andere gevoegd die mij gestuurd is vanuit Diest, een dorp in Brabant. Je zult de naam van de schrijver,Ga naar voetnoot9. zijn beroep en zelfs zijn geleerdheid gemakkelijk herkennen. Hij is al lang erg ijverig bezig met het Grieks, maar zonder leraar en ik denk dan ook dat hij niet erg is opgeschoten. Hij is je zeer genegen en een zeer dierbare vriend voor mezelf. Ik beveel hem bij jou aan en vraag je hem een paar woorden terug te schrijven en die naar mij in Middelburg op te sturen. Ik zal zorgen dat je brief hem bereikt. Als je dat doet doe je mij vanwege mijn vriend een groot, en hem een nog groter genoegen. Nogmaals, vaarwel. Middelburg, in Zeeland, 19 april 1514 |
|