De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd290 Van Johann Reuchlin
| |
[pagina 247]
| |
Johann Reuchlin van Pfortzheim aan ErasmusIn opdracht van onze keizer, Maximiliaan, heb ik een negatief adviesGa naar voetnoot1. geschreven over de vraag of de boeken van de joden verbrand moeten worden. De professoren in de theologie van de universiteit van Keulen hebben dat advies aangevallen, niet zoals het geleerden past, maar met zeer ernstige beledigingen en schimpscheuten aan mijn adres, in de trant van de lichtzinnigste tafelschuimers. Toen ik, zoals ik wel verplicht was, mijn goede naam verdedigde in een Apologie,Ga naar voetnoot2. belegden zij vol verbittering een vergadering en kwamen zij met een tegenadvies dat bolstond van valse beschuldigingen en afschuwelijke laster. Met dit soort gekuip als dekmantel om mijn goede naam bij het lagere volk in opspraak te brengen, hebben zij besloten het boekje met mijn advies, dat ik OgenspiegelGa naar voetnoot3. heb genoemd, door de inquisiteurGa naar voetnoot4. van de predikheren in de stad Mainz te laten verbranden. Tegen de wil van de predikheren in, die toen ineens opdoken als vliegen wanneer het warm wordt, heb ik dit verhinderd door goed gebruik te maken van het recht en in beroep te gaan bij de Heilige Stoel. Deze heeft toen het onderzoek doorverwezen naar de bisschop van SpiersGa naar voetnoot5. en verder alle rechters en personen verboden iets te ondernemen of uit te proberen tegen de Ogenspiegel, onder straffe van excommunicatie. De genoemde apostolische rechter is toen verder gegaan met het onderzoek. De predikheren stuurden hun vertegenwoordiger, die echter niet op juiste wijze volgens de wet was aangesteld, uit minachting en ter bespotting van de rechter en ten nadele van mij, om mij van mijn weg af te brengen. Ondertussen hebben de predikheren het boekje onder elkaar verbrand in Keulen, terwijl het proces nog gaande was en elke actie hun publiekelijk verboden | |
[pagina 248]
| |
was. Niettemin zette de apostolische rechter ononderbroken de zaak voort, en heeft hij het bijgaande definitieve vonnisGa naar voetnoot6. gewezen op advies van theologen en rechtskundigen. Ik stuur het aan u op, omdat u altijd vol welwillendheid de zaak van de geleerdheid steunt, in de hoop dat ik, een Zwaab die woont bij het Hercynisch gebergte en die nu al sedert een jaar word belasterd bij uw Engelse en Britse vrienden, door u verdedigd en in mijn eer hersteld zal worden tegenover die boekverbranders. Mijn beste wensen voor uw welzijn. Frankfurt, tijdens de aprilmarkt 1514 |
|