271 Aan Thomas More
Cambridge, [juli 1513]
Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend More, gegroet
Lupset meent dat hij, dank zij ons, herboren en absoluut aan de hel ontsnapt is. De schoolmeesters doen er intussen alles aan om de jongeman weer naar hun tredmolen terug te slepen, want hij heeft, van het ene ogenblik op het andere, nog dezelfde dag al zijn boeken met sofisterij verkocht en Griekse boeken aangeschaft. Zorg er alsjeblieft voor dat, als de gelegenheid zich voordoet, je je goed van je taak kwijt. De jongen heeft een zeer aantrekkelijk en aanhankelijk karakter. Vaarwel.
Ik ben bezig het boek van Plutarchus over de manier om een vleier te onderscheiden van een vriend, te vertalen;Ga naar voetnoot1. het is wat aan de lange kant, maar het bevalt me meer dan al zijn andere verhandelingen. Als de goden me gunstig gezind zijn, zal ik het binnen een week af hebben. Dat lijkt me bij na meer ter zake doende dan een strijd aan te gaan met Vigilantius, onder aanvoering van Hieronymus.Ga naar voetnoot2. Nogmaals, tot ziens.
Als je onze vriend LazarusGa naar voetnoot3. ziet, een man duidelijk geboren voor de muzen en de gratiën, doe hem dan de groeten en spoor hem aan te kopiëren wat hij van mij onderhanden heeft. Want ik heb nog wat andere, volkomen nieuwe dingen die, daar twijfel ik niet aan, hem veel genoegen zullen doen. Duizend beste wensen.
Cambridge, [1520]