De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297

265 Aan Pieter Gillis
Londen, herfst 1512

Erasmus aan zijn vriend Pieter Gillis, gegroet

Je vraagt altijd maar om brieven van me, maar nu geef je me, hoewel ik je daar dringend om vroeg, geen antwoord. Ik had je geschreven over de commentaren^1. waarover ik met Bade een overeenkomst had gesloten. Ik vertrouwde Franz^2. niet helemaal, want ik vond dat hij de zaak niet erg correct afhandelde; daarom wilde ik via jouw brief inlichtingen inwinnen.

Ik kan niet zeggen hoe erg ik het vind dat wij beetje bij beetje in deze oorlogen betrokken raken, terwijl wij al door zoveel oorlogen, of liever roofpartijen, zijn geteisterd. Hoe zwijgzaam blijven de theologen, hoe verstomd de bisschoppen, die zoveel maatschappelijke ellende stilzwijgend aanschouwen! Schrijf me, beste Pieter, en vaarwel.

1. De nieuwe uitgave van de Adagia is genoemd ‘Proverbiorum commentarii’ in brief 269. De vaagheid is waarschijnlijk opzettelijk.

2. Franz Birckmann.