Erasmus van Rotterdam aan de zeer eerwaarde Vader in Christus de Heer William, aartsbisschop van Canterbury en primaat van geheel Engeland, gegroet
Ik stuur u een paar dialogen van Lucianus, die ik onlangs heb vertaald of herzien. ‘Je stuurt me wat kleingoed,’ zult u zeggen. Inderdaad, kleingoed, zeker, maar van literair gehalte, en vooral bedoeld om u te laten lachen, als u tenminste nog ooit kunt lachen, verstrikt als u bent in talloze zorgen en bedolven onder een vloed van beslommeringen. Maar aan wie kan ik beter sturen wat mijn muzen - hetzij aan scherts, hetzij aan ernst - hebben voortgebracht dan aan u, mijn enige beschermer, die als enige de geest van Erasmus aanmoedigt, zijn talent voedsel verschaft, hem vrije tijd geeft en zijn inspanningen opluistert? Vaarwel.
Londen, 29 april 1512